De brug spelling + spelling H1 leestekens

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- 15 minuten lezen
- kort herhaling van afgelopen dinsdag
- Maken 'de brug' opdrachten spelling 
- Spelling - leestekens 
- Tijd voor huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Wat hebben we de vorige les behandeld?

Slide 4 - Question ouverte

Nu eerst:
Zelfstandig aan de slag met de brug spelling opdracht 1 t/m 5
Lees de theorie voordat je aan de opdracht begint
timer
20:00

Slide 5 - Diapositive

Vandaag gaan we het hebben over?
Punt, komma, puntkomma en dubbele punt

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 6 - Diapositive

Wanneer gebruiken we een punt?

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer gebruiken we een komma?

Slide 8 - Question ouverte

Komma
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin, gebruik je een komma. Die komma staat dan
• tussen twee persoonsvormen:
– Als jij opschiet, kunnen we de trein nog halen.
• voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want:
– Dieter is gek op pizza, maar hij eet die zelden.
• voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is:
– We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde.
Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruiken we puntkomma?

Slide 10 - Question ouverte

Puntkomma
Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook:
– Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
– Stef wil later chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.

Slide 11 - Diapositive

Wanneer gebruiken we een dubbele punt?

Slide 12 - Question ouverte

Dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, vormt de tweede zin soms een verklaring of reden bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een dubbele punt:
– Mijn verjaardag was erg geslaagd: al mijn vriendinnen waren aanwezig.
Je kunt zo’n dubbele punt vervangen door een komma + want:
– Mijn verjaardag was erg geslaagd, want al mijn vriendinnen waren aanwezig.

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
Verder met de brug spelling opdracht 1 t/m 5

Daarna bezig met spelling: leestekens opdracht 1 t/m 3 + 7
 

Slide 14 - Diapositive