Oefen SO - Begrippen

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Deel van de aardkorst, bestaat uit zware oceaanbodem

Trilling van de aarde, meestal veroorzaakt door een plotselinge verschuiving van stukken aardkorst

Grensvlak tussen twee platen

Dikke laag gesteente om de kern heen die heel heet is, een stroperige massa van 3.000 km dik.

Binnenste van de aarde, vloeibaar ijzer en nikkel

Binnenste van de aarde, massieve bal van ijzer en nikkel.

Buitenste laag van de aarde, die is stevig en hard

Uitschurende werking van water, ijs en wind

Breed dal dat door het landijs is uitgeslepen en daarna overstroomd is door de zee.

IJsmassa die langzaam uit een gebergte naar beneden schuift

Bewegingen van aardplaten onder invloed van stromingen in de onderliggende mantel.

Zeer hoge golf, die ontstaat na een zeebeving

Neerleggen van verweringsmateriaal als de transportsnelheid van water, wind of ijs afneemt. Ander woord: afzetting

1. Fjord
2. Vulkaan
3. Verwering
4. Sedimentatie

Afbraak van gesteenten onder invloed van het weer en plantengroei

1. Fjord
2. Vulkaan
3. Verwering
4. Sedimentatie

Het proces waarbij een oceanische plaat onder een andere oceanische of continentale plaat schuift.

Naar elkaar toe bewegen van platen.

Gebergtevorming

Continent

Een kloof op de plek waar een zware oceanische aardplaat onder een lichte continentale aardplaat schuift.

N.A.P.