Natuur les 5, seizoenen

De aarde is een grote bol die in een jaar tijd precies één keer om de zon draait. Niet alleen draait de aarde om de zon, maar per dag draait de aarde ook één keer om zijn eigen as. 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
natuurPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De aarde is een grote bol die in een jaar tijd precies één keer om de zon draait. Niet alleen draait de aarde om de zon, maar per dag draait de aarde ook één keer om zijn eigen as. 

Slide 1 - Diapositive

De aarde draait per dag dus één keer om zijn eigen as. Je kunt je die as voorstellen als een saté prikker die je door het midden van een bal prikt. Deze aardas staat een klein beetje scheef.

Slide 2 - Diapositive

Doordat de aardas scheef staat en door de baan die de aarde om de zon maakt, ontstaan er verschillen in klimaat op aarde. Op sommige plaatsen op aarde is het daardoor kouder dan op andere plaatsen. 

Slide 3 - Diapositive

Het  wisselen van de seizoenen heeft ook alles te maken met het draaien van de aarde om zichzelf en de zon. Als het aan de noordelijke kant van de aarde winter is, is het aan de zuidelijke kant juist zomer. En omgekeerd.

Slide 4 - Diapositive

In ons deel van de wereld zijn er vier seizoenen of jaargetijden:
de winter, de lente, de herfst en de zomer. 
Het weer in de seizoenen is heel verschillend.

Slide 5 - Diapositive

In de winter is het meestal koud en valt er soms sneeuw, in de zomer is het warm en schijnt de zon vaak. Deze verschillen in weer kun je niet alleen voelen, ook aan de natuur om je heen kun je goed zien welk jaargetijde het is. 

Slide 6 - Diapositive

De winter begint rond 21 december. In de winter zijn de meeste planten helemaal afgestorven. De bomen hebben kale takken en de trekvogels zijn vertrokken naar warmere oorden. 

Slide 7 - Diapositive

Sommige dieren houden een winterslaap, andere hebben grote moeite om geschikt voedsel te vinden.

Slide 8 - Diapositive

De lente, ook wel voorjaar genoemd, begint rond 21 maart. In deze maanden komen bomen en platen weer tot leven na de winterrust. Zaden en bollen komen tevoorschijn uit de grond. Aan het eind van het voorjaar hebben de meeste loofbomen weer blaadjes. 

Slide 9 - Diapositive

Dit is ook de tijd dat veel dieren zich gaan voortplanten. De jongen kunnen de komende maanden meer dan genoeg voedsel vinden en groeien. Tegen de tijd dat het winter is zijn ze groot en sterk genoeg om te overleven.

Slide 10 - Diapositive

De zomer begint rond 21 juni. Aan het begin van de zomer rijpen onder invloed van het zonlicht, veel vruchten die aan het einde van de zomer geplukt of geoogst kunnen worden, zoals granen, pruimen en appels. De dieren genieten volop van de overvloed aan eten die ze kunnen vinden.

Slide 11 - Diapositive

De herfst ook wel najaar genoemd, begint rond 21 september. De natuur maakt zich weer op voor de winter. Sommige dieren gaan voedsel verzamelen.

Slide 12 - Diapositive

Andere dieren, zoals trekvogels, gaan op zoek naar warmere gebieden met meer voedsel. De bladeren van de bomen kleuren en vallen af. 

Slide 13 - Diapositive

Alleen de groenblijvende bomen en struiken verliezen hun bladeren niet, zoals bijvoorbeel de naaldbomen.

Slide 14 - Diapositive