biologisch onderzoek agar plaatjes

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

biologisch onderzoek

De stappen: 

• Probleemstelling
• Onderzoeksvraag
• Verwachting/hypothese
• Werkplan
• Uitvoeren, waarnemen
• Conclusie 

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?

Probleemstelling

Onderzoeksvraag

Verwachting

Werkplan

Resultaten

Conclusie

Probleemstelling

Onderzoek begint met een vraag 

Probleemstelling

Welk invloed heeft licht op de groei van planten?

De algemene vraag waarmee je een onderzoek start noemen we een...

1. conclusie
2. werkplan
3. probleemstelling
4. onderzoeksvraag

Onderzoeksvraag

Duidelijk en specifiek 

Worden kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

en niet: "Welke invloed heeft licht op de lengte van planten?"

Een juiste onderzoeksvraag is?

1. of de plantjes met plantenvoeding harder groeien
2. Groeien plantjes die water met plantenvoeding krijgen harder dan plantjes die alleen water krijgen
3. je wil weten of plantjes met plantenvoeding harder groeien dan zonder plantenvoeding
4. plantjes met plantenvoeding groeien harder

Wat wil ik onderzoeken?

Onderzoeksvraag

Zijn kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

Verwachting/hypothese 

Wat denk jij dat het antwoord is op de vraag? 

Verwachting of hypothese

ik denk dat kiemplantjes die ik in het licht wegzet,  na een paar dagen langer zijn dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet

Het antwoord dat je denkt te krijgen op de onderzoeksvraag.

1. conclusie
2. werkplan
3. probleemstelling
4. hypothese

Een hypothese is?

1. De resultaten van een onderzoek
2. De verwachte resultaten van een onderzoek
3. De uitvoeringsmethode van het onderzoek
4. De conclusie van de resultaten

Werkplan

Je schrijft op wat je gaat doen.

Wat de benodigdheden zijn (als een recept opschrijven)

 Hoe je gaat waarnemen.

En wat ga je met de waarnemingen doen.

Werkplan

Benodigdheden:

- 2 x 20 zaadjes

- 2 schoteltjes   etc

Werkplan:

Ik doe 20 zaadjes op een schoteltje en 20 andere zaadjes op een ander schoteltje. Het ene schoteltje zet ik in de kast en etc etc

Na 15 dagen ga ik bekijken of er verschil in groei is....

Hierin staat beschreven welke proef je bij het onderzoek wilt uitvoeren en hoe je dat gaat doen.

1. conclusie
2. werkplan
3. probleemstelling
4. hypothese

Belangrijk: 

Proefgroep en controle groep

Proefgroep: 1 factor is anders, dat is wat je gaat onderzoeken

Controlegroep: gebeurt niets mee

En altijd meerdere organisme gebruiken

De proefgroep

Dat is de groep die jij graag wilt onderzoeken.

Dus de kiemplantjes in licht is je proefgroep 

Je wilde kijken wat licht met de groei van een plantje doet.

Wat gebeurt er met de proef groep?

1. Die plantjes krijgen plantenvoeding
2. Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

De controlegroep

Deze groep stel je niet bloot aan wat  je wilt onderzoeken.

Je gebruikt dus GEEN licht 

Wat gebeurt er met de controle groep?

(Je wilt weten of plantjes met voeding harder groeien)

1. Die plantjes krijgen plantenvoeding
2. Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

Zet de 4 onderdelen van onderzoek in de juiste volgorde.
1=resultaten
2=werkwijze
3=conclusie
4=onderzoeksvraag

1. 1-2-3-4
2. 4-1-2-3
3. 4-2-1-3
4. 2-4-1-3

Wat neem ik waar?

Waarnemingen verzamelen

dat worden

jouw resultaten!

bijvoorbeeld zo 

of elke dag een foto van beide groepen

Resultaten

De waarnemingen geef je weer in een schema of grafiek.

Dat zijn dan de resultaten.

Resultaten

Verzamel de resultaten.

Meet iedere dag hoe groot de tuinkers is. Zet de gegevens in een tabel. Daarna maak je hier een grafiek van.

Conclusie

Klopte je verwachting? 

Wat is het eindresultaat van je onderzoek

Je vergelijkt de proefgroep en controlegroep

Welke conclusie kan ik trekken?

Resultaten vergeleken

dan heb je

jouw conclusie!

Je geeft antwoord op je onderzoeksvraag.

Onderzoeksvraag:

Worden kiemplantjes die ik in het licht weg zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

Conclusie

Kiemplantjes die ik in het licht weg zet, zijn minder lang dan de kiemplantjes in het donker.

Mijn hypothes klopte niet

Het onderzoek evalueren

- Wat had je anders kunnen doen?

- Wat zou een nieuwe onderzoeksvraag kunnen zijn? 

Wat is bij deze tabel de juiste conclusie?

1. Stroopwafels is het meeste.
2. Stroopwafels zijn favoriet.
3. Stroopwafels worden het vaakst gegeten.
4. Onder leerlingen worden stroopwafels het vaakst gegeten.

Welke letter is de juiste conclusie?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welke letter is de juiste probleemstelling

1. A
2. B
3. C
4. D

Welke letter is de juiste onderzoeksvraag?

1. A
2. B
3. C
4. D

Hoeveel organismen heb je nodig voor een biologisch onderzoek?

1. In de proefgroep 1, In de controle groep 1
2. In de proefgroep 10, In de controle groep 15
3. In de proefgroep 30, In de controle groep 30

biologisch onderzoek