Rekenen D3 Paragraaf 3.3 en 3.4



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Hoofdstuk 3 Verhoudingen herkennen en gebruiken
Paragraaf 3.3 en 3.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 3.3 In verhouding vergelijken
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.3
Kennis activeren
Uitleg par. 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Korte introductie les 8

Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken


Leerdoelen

  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen


Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe reken je in de praktijk?
Het buurthuis organiseert een barbecue. Nordin en Dana maken
de sjaslieks. En wat blijkt? De kipfilet is in de aanbieding! Voor 600 gram
gesneden dijbeenfilet moeten Nordin en Dana € 5,99 betalen en voor 500 
gram scharrelkipfilet € 4,99. Bij aankoop van twee bakjes krijgen ze ook nog
eens 25% stapelkorting. Ze hebben in totaal 8 kilo kip nodig.

a. Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
b. Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.
c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed
heeft op welke aanbieding de voordeligste is.





timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions





Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
A
Ik schat dat aanbieding 1 de voordeligste is.
B
Ik schat dat aanbieding 2 de voordeligste is.
C
Ik schat dat de aanbiedingen even voordelig zijn.
D
Ik heb geen idee.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


b. Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.


                                                        




 € 5,99 : 600 x 8000 =  € 79,87                                                           € 4,99 : 500 x 8000 = € 79,84
 € 79,87 : 100 x 75 = € 59,90                                                              € 79,84 : 100 x 75 = € 59,88
gewicht in g
      600
         1
      8000
prijs in €
      5,99
    0,00997
     79,87
gewicht in g
      500
        1
     8000
prijs in €
     4,99
   0,00998
     79,84
Aanbieding 1
Aanbieding 2

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions




c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed heeft op welke aanbieding de voordeligste is.

Slide 8 - Question ouverte

De stapelkorting heeft geen invloed op welke aanbieding de voordeligste is, omdat de korting geldt voor de beide producten. 

De stapelkorting heeft invloed op welke aanbieding de voordeligste is, want je krijgt op beide producten 25% korting
als je twee bakjes koopt. 

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de korte route van par. 3.3 en 3.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
  • Meld je op tijd voor de examenopdracht!
Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken

Leerdoelen


  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.



Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gelijk of ongelijk?
Dana: De laagste prijs is niet altijd de voordeligste aankoop.
Nordin: Je kan ervan uitgaan dat de grootste fles de goedkoopste is.

Slide 11 - Diapositive

Om te weten wat de voordeligste aankoop moet je berekenen wat de prijs per milliliter is, dus Dana heeft gelijk. 

Vaak zijn grote verpakkingen voordeliger, maar daar kan je niet van uitgaan, dus Nordin heeft ongelijk. 
Gelijk of geen gelijk?
Dana: Mural kost minder dan een cent per milliliter.
Nordin: Mural is duurder dan Slim.

Slide 12 - Diapositive

Mural kost € 0,00438 per milliliter, dus Dana heeft gelijk. 

Slim kost € 0,00427 per milliliter, dus Nordin heeft gelijk. 
Gelijk of geen gelijk?
Dana: Wegkal is de goedkoopste kalkreiniger.
Nordin: Het prijsverschil tussen de drie producten is te verwaarlozen.

Slide 13 - Diapositive

Mural kost € 0,00438 per milliliter, Slim
€ 0,00427 en Wegkal € 0,00398, dus
Dana heeft gelijk.
 

Afgerond op drie decimalen na de komma kosten de producten alle drie € 0,004 per milliliter, dus Nordin heeft gelijk. 

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 3.3.
 

timer
20:00

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen

Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.



Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?

Als Yassin 12 km/h loopt, loopt hij 12.000 meter in 60 minuten.

Slide 16 - Diapositive

De stelling is waar, want:

12 km = 12 x 1000 = 12000 m
1 uur = 60 minuten.
Waar of niet waar?

Als Lina 10 km/h loopt, loopt zij 10.000 meter in 360 seconden.

Slide 17 - Diapositive

De stelling is niet waar, want:

10 km = 10 x 1000 = 10000 m
1 uur = 60 x 60 = 3600 seconden.
Waar of niet waar?

Mevrouw Tahiri wandelt 2 kilometer per uur. Haar wandeltempo is lager dan gemiddeld.

Slide 18 - Diapositive

De stelling is waar, want het gemiddelde wandeltempo ligt op 5 kilometer per uur.
Waar of niet waar?
Na 3 maanden oefenen wandelt mevrouw Tahiri 1500 meter in 45 minuten. 
Haar wandeltempo is dus omhoog gegaan.   

Slide 19 - Diapositive

De stelling is niet waar, want ze liep een halve kilometer per kwartier en dat loopt ze nog steeds.

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 3.4.
 

timer
20:00

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Paragraaf 3.3 en 3.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Examenopdracht
timer
10:00
Dit infuus is na 4 uur helemaal leeg. Om 7:15 uur zit er nog 100 ml in de zak.

a. Bereken na hoeveel minuten de infuuszak helemaal leeg is.
 
b. Leg in je eigen woorden of met een berekening uit
hoe laat de infuuszak moet worden vervangen. 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken eerst de totale tijd in minuten
4 x 60 = 240 minuten

Bereken dan het aantal minuten bij 100 ml
240 : 500 x 100 = 48 minuten


Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus.
De inhoud is 500 ml.

Je weet hoe lang het duurt voordat het infuus leeg is.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.
inhoud in ml
       500
       100
tijd in minuten
       240
         48

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Uitleg in eigen woorden
Het infuus geeft 500 ml af in 240 minuten. 100 ml is een vijfde deel
van 500 ml. Dus deel 
je 240 minuten ook door 5. Dat is 48 minuten.
Dan tel je 48 minuten op bij 7:15 uur. En dan kom je uit op 8:03 uur.
 
Uitleg met een berekening
240 : 5 = 48 minuten
7:15 + 48 minuten = 8:03 uur 


Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus om 7:15 uur.
De inhoud is 100 ml.

Je weet hoeveel milliliter het infuus per 4 uur afgeeft.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 3.3
  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.

Leerdoelen par. 3.4
  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.













Volgende week

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions