Modul 2 - Schritt D - Wörterbuch - Sankt Martin

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Deutsche Feste und Feiertage

Leerdoelen les 4

1. Kan ik de betekenis van woorden opzoeken in een

    woordenboek

2. Kan ik een instructie begrijpen

3. Kan ik de werkwoorden haben / sein juist vertalen

4. Kan ik met behulp van de context de betekenis van een woord

    herleiden.

Aufgabe 1

Zoek de vertaling van de volgende woorden op:

1. printen

2. drink

3. de pad 

4. het pad

5. de vlinder

6. de vrede

Duitsland: zo dichtbij en toch zo verschillend. Ook wat de feestdagen betreft. Niet alle feestdagen zijn dezelfde als de onze en ze worden ook niet allemaal op dezelfde manier gevierd.

In Duitsland hebben ze bijv.  Martinstag.  Ze vieren hem in november.

Kijk naar de eerste film en maak kennis met dit feest.

Sint. Martin war ein römischer Soldat, ...................

1. der gegen Armud gevochten hat.
2. der seinen Mantel in der Hälfte geschnitten hat, um ihn mit einem Bettler zu teilen in einem Schnee-sturm.
3. und seine Waffen waren aus Stahl, aus Stein und aus Holz gemacht worden.

Kijk naar de volgende film. Maak een kennis met de andere Duitse feestdagen.  Let op de volgorde van de feestdagen.

Voor de eindpresentatie kiezen jullie een feestdag.

learningapps.org

Bij de volgende opdracht kijk goed om welke feest het gaat. 

Oktoberfest Sternsinger Ostern

Sternsinger Muttertag

Ostern Weinachten

Hexentag Halloween

Weinachtsbaum Maibaum

Erntedankfest Muttertag

Weinachten Nikolaustag

Tag der Deutschen Einheit, Erntedankfest

Geburt, Welttiertag

Nikolaustag Martinstag

Weinachten Martinstag

Karneval Martinstag

Nächste Woche 

* Hausaufgaben:

machen Schritt D + Wahlaufgabe D2

+ 1 Wahl-Aufgabe 

Lernen: Wörter -  Seite 67 + 

Seite 68 erste 15 Wörter

Arbeitsbuch

Machen:

1. Seite 21 Aufgabe  5
                     Aufgabe 4 nicht
2. Seite 23 Wahlaufgabe D.2
   haben/sein/werden
3. 1 Wahlaufgabe

Aufgabe 1 - Antworten

1. printen        - (aus)drucken

2. duiken        - tauchen       

3. de pad        - die Kröte

4. het pad      - der Pfad, der Weg

5. de vlinder - der Schmetterling

6. de vrede    - der Friede

Wahlaufgabe

Wahlaufgabe D.1:
                 Lesen und Hören

Wahlaufgabe D.3:

               Lesen ohne Wörterbuch