PA2-unidad 3

En la clase de hoy (lunes)
1. herhalen bron A + voc 3.1
2. nakijken oefeningen 1,3 & 4
3.luisteren bron B + oef 5 & 6

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

En la clase de hoy (lunes)
1. herhalen bron A + voc 3.1
2. nakijken oefeningen 1,3 & 4
3.luisteren bron B + oef 5 & 6

Slide 1 - Diapositive

Welke optie betekent:
de Nederlandse leerlingen
A
los alumnos Holanda
B
los holandés alumnos
C
los alumnos holandeses
D
los holandeses alumno

Slide 2 - Quiz

Welke optie betekent:
Ze zijn nog niet gearriveerd
A
no llegan todavía
B
no han llegar todavía
C
han llegado no todavía
D
no han llegado todavía

Slide 3 - Quiz

Welke optie betekent:
de Nederlandse vlag
A
la holandés bandera
B
la bandera holandesa
C
la bandera Holanda
D
la Holanda bandera

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:
llevas ropa rara
A
jij draagt rare kleding
B
hij draagt rare kleding
C
ik draag zelfdzame kleding
D
jij draagt zeldzame kleding

Slide 5 - Quiz

Welke optie betekent:
de blauwe broek
A
los azul pantalones
B
los pantalones azules
C
los pantalones azulos

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
Jesse lleva una chaqueta vieja
A
Jesse draagt een nieuwe broek
B
Jesse heeft een oude vriendin
C
Jesse draagt een oude jas
D
Jesse draagt een vreemde jas.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
Mi ropa es un poco extraña
A
mijn kleding is erg bijzonder
B
mijn kleding is een beetje nieuw
C
mijn kleding is een beetje vreemd
D
mijn kleding is erg raar

Slide 8 - Quiz

Hoe zeg je:
Esther heeft veel foto's
A
Esther tiene fotos mucho
B
Esther tiene mucho fotos
C
Esther tiene muchas fotos
D
Esther tiene muchos fotos

Slide 9 - Quiz

Waar staat het bijv. nw. ?
Esther es una chica alta y guapa.
Tiene el pelo largo, rubio y rizado.
Lleva un vestido rojo. 
Sus ojos son azules.
Tiene muchos amigos en Arnhem. 
Su amigo es un poco extraño.
Tiene el vestido rojo también en otros colores. 

Slide 10 - Diapositive

Juan es delgado y bajo =
Juan is dik en klein.
verdadero
falso

Slide 11 - Sondage

Mi amiga tiene el pelo liso.=
mijn vriendin heeft stijl haar.
verdadero
falso

Slide 12 - Sondage

2.Nakijken oefening 1,3,4 
Zie het antwoordblad bij de bronnen van deze week! 
Its learning: Vwo 3: Unidad 3: mapje oefenen: 
antwoordblad van oefening 1 t/m 4

Slide 13 - Diapositive

3. luisteren bron B (blz 27tb)

Slide 14 - Diapositive

3. luisteren bron B (blz 27tb)

Slide 15 - Diapositive

3. Luisteren bron B:
Libro de texto > página 27 > escuchamos y leemos
Libro de trabajo > p.91 > ejercicios 5-6-7a

Slide 16 - Diapositive

Aan het werk nu!
1. oefening 6 luisteren online via Paso Adelante. 
2.nakijken oefening 1,3,4 (antwoordblad)

Huiswerk voor woensdag = oefening 7a, 8a t/m 8c, 9 
(zie its learning voor het huiswerk en de antwoordbladen) 

Slide 17 - Diapositive

La clase de hoy, martes
1. repetir vocabulario 3.1
2. hacer los ejercicios 7a, 8a t/m c, 9
3. describir a una persona (foto)
4. zelfstandig: oefening 10 maken (jezelf beschrijven)

Slide 18 - Diapositive

Wat betekent:
Juan es bajo.
A
Juan is de baas
B
Juan is dik
C
Juan is klein
D
Juan is slank

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:
Esther tiene el pelo liso.
A
Esther heeft kort haar
B
Esther heeft blond haar
C
Esther heeft gekruld haar
D
Esther heeft steil haar

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:
El profesor lleva gafas feas.
A
De docent heeft lelijke kleding aan.
B
De docent draagt een vreemde bril.
C
De docent draagt een lelijke bril.
D
De docent draagt een oude bril.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent:
Esther es una chica alta y delgada.
A
Esther is een lang en slank meisje
B
Esther is een klein en dik meisje.
C
Esther is een oud en slank meisje.
D
Esther is een lang en dik meisje.

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
Jesse en un nombre común.
A
Jesse is een vreemde naam.
B
Jesse is een gewone naam.
C
Jesse is een vreemde jongen.
D
Jesse is een gewone jongen.

Slide 23 - Quiz

Wat betekent:
Esther es una chica alegre.
A
Esther is een aardig meisje.
B
Esther is een verdrietig meisje.
C
Esther is een nieuw meisje.
D
Esther is een vrolijk meisje.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent:
Jesse lleva una chaqueta muy rara.
A
Jesse draagt een zeldzaam kledingstuk.
B
Jesse heeft een rare snor.
C
Jesse heeft een rara baard.
D
Jesse draagt een vreemde jas.

Slide 25 - Quiz

Oefening 7a: benoem het antoniem
blanco
grande
fácil
feo
aburrido
nuevo
corto

Slide 26 - Diapositive

Tekst C: consejos para ir a la moda
¡Rompe tus vaqueros!
¿Tienes vaqueros que nunca llevas? 
Con unas tijeras haces cortes pequeños, no demasiado grandes.
Zapatillas en todos los colores.
Puedes combinar estas zapatillas con diferentes prendas de ropa. 
 

Slide 27 - Diapositive

Tekst C (blz 28 tb)
¡Evita la ropa totalmente negra!
Llevar ropa completamente negra no está de moda esta primavera.
También puedes usar un cinturón colorido. 

Slide 28 - Diapositive

Oefening 8C
1. Het maken van een hippe broek kost je
A
veel geld.
B
niets.

Slide 29 - Quiz

Oefening 8c
2. Voor het maken van deze broek
A
heb je een schaar nodig.
B
zijn naald en draad nodig.

Slide 30 - Quiz

Oefening 8c
3.Je kunt beter krantenpapier in je sneakers doen als
A
je ze alleen in het weekend draagt.
B
een tijdje niet draagt.

Slide 31 - Quiz

Oefening 8c
4. Het krantenpapier zorgt voor
A
kleurbehoud.
B
het opnemen van vocht.

Slide 32 - Quiz

Oefening 8c
5. Meisjes kunnen hun gekleurde legging combineren met
A
hun zwarte kleding.
B
hun zwarte rok.

Slide 33 - Quiz

Oefening 8c
6.Jongens hebben qua opties om hun zwarte kleding te combineren met kleuren
A
minder mogelijkheden.
B
meer mogelijkheden.

Slide 34 - Quiz

Wat denk je dat het infinitief is van:
No cuesta dinero / puedes combinar
Tekst

Slide 35 - Question ouverte

Wat denk je dat het infinitief is van:
Juan duerme/Juan vuelve a casa.

Slide 36 - Question ouverte

Klinkerwisseling groep 2. 
Bij dormir/volver/poder/costar/contar verandert de O in een UE. 

Bij wij & jullie vindt er geen klinkerwisseling plaats (geen klemtoon op de stam)

Het werkwoord jugar hoort ook bij deze groep! 
Juan juega al fútbol. 

Slide 37 - Diapositive

Oefening 9b; vertalen
1. Siempre llevo unos vaqueros azules.
2.Este vestido rojo es muy moderno.
3.En la primavera me gusta llevar pantalones cortos.
4.No me gustan las rebajas porque en las tiendas hay demasiada gente. 
5. En el supermercado compro siempre una revista de moda. 

Slide 38 - Diapositive

¿Has aprendido algo nuevo esta clase?
Heb je deze les iets nieuws geleerd?
SI
No

Slide 39 - Sondage