Chapitre 5 - grammaire D - le Passé Composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

Chapitre 5 

Grammaire D:

 le passé composé

Le but: 

- je kunt de passé composé gebruiken

Je kunt al ...

... de werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd.

avoir

être 

werkwoorden op -er

Ik ben

1. Je suis
2. J'ai

Nous (parler) français.

1. parles
2. parlons
3. parlez
4. parle

Vous (avoir) une baguette?

1. as
2. avez
3. avons
4. ont

Ils (être) sympas.

1. est
2. as
3. sommes
4. sont

Elle (aimer) les crêpes.

1. aime
2. aimes
3. aimez
4. aiment

Noteer de goede vervoeging:
Elles (bavarder) beaucoup.

Tu (être) mon cousin.

Le passé composé

• Le passé composé = verleden tijd
• Om te vertellen wat je gedaan hebt

J'ai parlé français.

Nous avons mangé au restaurant.

Ils ont dansé.

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Nous avons ( HWW) mangé (VD) au restaurant.

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Het hulpwerkwoord is meestal avoir.

Ken je het rijtje nog?

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Het hulpwerkwoord is meestal avoir.

AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Le passé composé

Voltooid deelwoord:

-er van het werkwoord afhalen 

regarder  - -er = regard

é erachter plakken 

regard + é = regardé

Le passé composé

Voltooid deelwoord:

-er van het werkwoord afhalen 

regarder  - -er = regard

é erachter plakken 

regard + é = regardé

j'ai regardé

tu as regardé

il / elle a regardé

on a regardé

nous avons regardé

vous avez regardé

ils / elles ont regardé

ik heb gekeken

jij hebt gekeken

hij / zij heeft gekeken

wij hebben gekeken

wij hebben gekeken

u heeft gekeken / 

jullie hebben gekeken

zij hebben gekeken

wij hebben gegeven
(donner)

1. tu as donné
2. il a donné
3. nous avons donné
4. vous avez donné

jij hebt gegeten
(manger)

hij heeft gewerkt
(travailler)

jullie hebben gespeeld
(jouer)

Au travail!

Prenez le livre p. 22-23-24-25

Théorie -> p. 22 +23

Faites ex. 16 a+b+d (p. 22)

                                   17 c+d+e+f (p. 23 + 24)