V2 Clase 10 periodo 2






V2 Clase 10 periodo 2
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon






V2 Clase 10 periodo 2

Slide 1 - Diapositive

Programa y objetivos
1) Gustar herhalen: Ik kan zeggen wat ik leuk en/of lekker vind in het Spaans
2) Deberes van voor de vakantie afmaken
3) Alle woordjes hoofdstuk 3 oefenen in Quizlet

Slide 2 - Diapositive

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---

Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je GUSTAR?

Slide 4 - Diapositive

Gustar (ontkenning)

Slide 5 - Diapositive

Gebruik van GUSTAR
gustar betekent leuk vinden of houden van of lekker vinden
Vóór een zelfstandig naamwoord:
- bij enkelvoud = me gusta
me gusta la pizza

- bij meervoud = me gustan
me gustan los perros
Vóór een werkwoord:

- me gusta:
bijv. me gusta bailar
       me gusta comer
       me gustar jugar

Slide 6 - Diapositive

Maak zinnen met alle 3 de voorbeelden 

  • + hele werkwoord
  • + zelfstandig naamwoord, enkelvoud
  • + zelfstandig naamwoord, meervoud

Slide 7 - Diapositive

La comida
 la comida /het eten
el plato /het gerecht
el chocolate /de chocolade
la tortilla de patata/de aardappelomelet
las albóndigas /de gehaktballen
la verdura /de groenten
 el limón /de citroen
 el arroz /de rijst

Slide 8 - Diapositive

¿Cómo se dice...?

1. Maria houdt van kip
2. Jij houdt van koekjes.
3. Ik houd van pizza.
4. Ik houd niet van vis.

Slide 9 - Diapositive

¡A trabajar!: 12 minutos
TB Blz. 44 oef 2
TB Blz. 44 lees het stukje over telbare en niet-telbare woorden (blauw vak) en maak daarna opdracht 3.
TB Blz. 45 oef 5 + 6 + 7

Klaar? Alle woordjes in Quizlet oefenen! :-)
Over 12 minuten gaan we nakijken. 

Slide 10 - Diapositive

TB Blz. 44 oef 2 + 3
2. 
1 unos; 2 una; 3 una; 4 unas; 5 un; 6 un
3.
1 un; 2 Ø; 3 Ø; 4 Ø; 5 una; 6 una; 7 Ø; 8 un; 9 una; 10 Ø

Slide 11 - Diapositive

TB Blz. 45 oef 5 + 6 + 7

5. 1 Hay; 2 hay; 3 quiere; 4 Quiero; 4 hay; 6 quiero

6. 1 le gusta; 2 les gusta; 3 nos gustan; 4 me gusta; 5 te
gustan; 6 os gusta.

Slide 12 - Diapositive

TB Blz. 45 oef 7
7. 1 A los niños no les gusta el pescado 
2 ¿Te gustan (a ti) los gatos?
3 ¿Le gusta (a ella) la paella?
4 No me gusta (a mí) la carne
5 ¿Les gusta (a ustedes) España?
6 A María no le gusta el fútbol
7 A Javier no le gustan las peras; 
8 ¿A ti te gustan los animales?
9 A Yolanda le gusta la música
10 A mí no me gusta la sandía

Slide 13 - Diapositive

Quizlet
De rest van de les gebruik je om aan de slag te gaan met alle woordjes van beide hoofdstukken! :-)

Slide 14 - Diapositive

¡Hasta mañana!

Slide 15 - Diapositive