3.4 Rekenen aan reacties

4.4 Rekenen aan reacties - basis
3.4 Rekenen aan reacties


1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4.4 Rekenen aan reacties - basis
3.4 Rekenen aan reacties


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen: je kunt na deze paragraaf
  • Aangeven wat het begrip molverhouding of stoichiometrische verhouding betekent. 
  • M.b.v. de molverhouding aan een reactie rekenen.

Slide 3 - Diapositive

Stil lezen
10 Min Stil lezen H3.4 en/of opdrachten maken



Maken Les 1: Practicum zoutkristal
Maken Les 2: 44, 45, 47, 48, 49,  50, 51, 52, 53 of 54
Maken Les 3: Beg.lesboekje opdr. 1 t/m 4

timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Instructie
Les 2 (H3.4):
  • Molverhouding
  • Overmaat - Ondermaat
  • Oefenen bij molverhouding 1:1
  • Oefenen bij molverhouding anders dan 1:1
  • Rendement berekenen
Les 3: Uitval => Lestaak werken aan beg.lesboekje

Slide 5 - Diapositive

Overmaat 
Overmaat = het teveel aan stof wat overblijft na reactie.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld: molverhouding 1:1
H2 + Cl2 --> 2 HCl
Stel: Je hebt 2 mol waterstof en 3 mol chloor. 
  • 1 mol waterstof reageert met 1 mol chloor tot 2 mol waterstofchloride (molverhouding = 1 : 1 : 2).
  • Als alle waterstof (2 mol) reageert, is daar 2 mol chloor bij nodig. 
  • Er is 3 mol chloor aanwezig (1 mol meer dan nodig). 
  • Chloor is in overmaat, waterstof in ondermaat.

Slide 7 - Diapositive

Vervolg voorbeeld
H2 + Cl2 --> 2 HCl

Stel: je hebt 2 mol waterstof en 3 mol chloor. 
2 mol waterstof reageert volledig. 
Er blijft 3-2=1 mol chloor over.

Dit kun je uiteraard ook doen als je massa's hebt gekregen (wel even omrekenen hoeveel mol dit dan is).


Slide 8 - Diapositive

Er wordt 500 gram waterstof en 500 gram chloor bij elkaar gebracht in een reactievat. Bereken welke stof in overmaat aanwezig is en hoeveel gram de overmaat is.

Slide 9 - Question ouverte

Voorbeeld: molverhouding niet 1:1
N2 + 3 H2 --> 2 NH3

Stel: je hebt 2 mol stikstof en 5 mol waterstof. 
  • Molverhouding 1 : 3 : 2.
  • Als 2 mol stikstof reageert, is er 2*3=6 mol waterstof nodig.
  • Je hebt maar 5 mol waterstof, dus waterstof is in ondermaat
  • en stikstof is in overmaat.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld: molverhouding niet 1:1
N2 + 3 H2 --> 2 NH3
Stel: je hebt 2 mol stikstof en 5 mol waterstof. 
  • 5 mol waterstof reageert volledig (ondermaat). 
  • Er reageert 5/3 = 1,67 mol stikstof (molverhouding).
  • Overmaat stikstof = 2-1,67=0,33 mol

  • Dit kun je uiteraard ook doen als je massa's hebt gekregen (wel even omrekenen naar hoeveelheid mol).

Slide 11 - Diapositive

Er wordt 500 gram waterstof en 500 gram stikstof bij elkaar gebracht in een reactievat. Bereken welke stof in overmaat aanwezig is en hoeveel gram de overmaat is.

Slide 12 - Question ouverte

Rendement 
Uit 1,00 kg IJzererts kan in theorie max 6,99 . 10^2 g Fe kan ontstaan.
In werkelijkheid kan uit 1,00 kg IJzererts maar 4,50 . 10^2 g Fe ontstaan.
Wat is dan het Rendement? 
Praktische opbrengst is nooit gelijk aan de theoretische opbrengst.

Slide 13 - Diapositive

Werken aan:
Leren: H3.4


Maken Les 1: Practicumverslag Kristallen maken
Maken Les 2: 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53 of 54
Maken Les 3: Beg.lesboekje opdracht 1 t/m 4



Slide 14 - Diapositive