2 De keuzevoorzetsels

Wechselpräpositionen zijn keuzevoorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
 De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
        an:                    aan
        auf:                  op
        hinter:            achter
        in:                     in
        neben:           naast
        über:               boven / over
        unter:             onder
        vor:                  voor
        zwischen:    tussen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wechselpräpositionen zijn keuzevoorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
 De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
        an:                    aan
        auf:                  op
        hinter:            achter
        in:                     in
        neben:           naast
        über:               boven / over
        unter:             onder
        vor:                  voor
        zwischen:    tussen

Slide 1 - Diapositive

Je moet volgende vragen stellen: 

* Is het een situatie?
                .... dan 3e naamval
  b.v.   Der Hund schwimmt in dem Teich (m).
 
* Is het een verandering van situatie?  
                 ... dan  4e naamval
  b.v.   Der Hund springt in den Teich (m).

   (der Teich = de vijver)

Slide 2 - Diapositive


De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen of het een (verandering van) situatie is:  
Dan geldt bij deze voorzetsels de 7/2 regel
Dat houdt in 
dat auf en über dan een 4e naamval krijgen, 
de overige 7 voorzetsels een 3e naamval .

 b.v. In diesem Fall (m) mit einem Dativ (=3e nv)           und
         auf jeden Fall mit einem Akkusativ (=4e nv)

Slide 3 - Diapositive


De 7/2 regel
Een voorbeeld
Er redet über mein..... Freundin.
   (Hij praat over mijn vriendin.)
Ich wartet  auf d....... Bus. 
   (Ik wacht op de bus.)
Hier kun je niet vragen of het een situatie of een verandering van situatie is
Dus de 4e naamval. 
Er redet über meine Freundin.
Er wartet auf den Bus. 


Slide 4 - Diapositive


De 7/2 regel
Nog een voorbeeld
Der  Unterschied zwischen deinem  und meinem Hund (m) ist nicht groß.
      (Het verschil tussen jouw hond en mijn                  hond is niet zo groot.)
Das liegt nur an der Liebe (v). 
       (Het ligt aleen aan de liefde.)
Ook hier kun je niet vragen of het een situatie of een verandering van situatie is
Dus de 3e naamval. 
    net als bij: hinter, in, neben, unter, vor


Slide 5 - Diapositive

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de 3e naamval?

Slide 6 - Question ouverte

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de 4e naamval?

Slide 7 - Question ouverte

Welke naamval krijg je als je GEEN antwoord kunt geven op de vraag of het een (verandering van) situatie is?

Slide 8 - Question ouverte

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Der Ball rollt unter das Auto (o).
Die Kreditkarte liegt in das Hotelzimmer (o).
Ich wohne über dem Geschäft (o).
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m).
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m).

Slide 9 - Question de remorquage

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage(v).

Slide 10 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat voor d.... garage.
voor (vor) = keuzevoorzetsel
voor de garage staan geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Auto steht vor der Garage.

Slide 11 - Diapositive

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden(m).

Slide 12 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op (auf) = keuzevoorzetsel
op de grond vallen geeft een verandering van situatie aan:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Heft fällt auf den Boden.


Slide 13 - Diapositive

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
C
der
D
das

Slide 14 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op (auf) = keuzevoorzetsel
op de tafel liggen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Das Buch liegt auf dem Tisch.

Slide 15 - Diapositive

Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
den
C
dem
D
der

Slide 16 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
aan (an) = keuzevoorzetsel
aan de muur hangen geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Das Bild hängt an der Wand.

Slide 17 - Diapositive

Vul in.
Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch(m).

Slide 18 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
op (auf) = keuzevoorzetsel
op de tafel leggen geeft een verandering van situatie aan:
Dus Akkustiv (4e nv) mannelijk.

Antwoord: Ich lege deinen Schlüssel auf den Tisch.


Slide 19 - Diapositive

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 20 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
voor (vor) = keuzevoorzetsel
voor de spiegel staan geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) mannelijk.

Antwoord: Stehst du immer so lange vor dem Spiegel?

Slide 21 - Diapositive

Vul in.
Ich warte (voor de) Apotheke (v).

Slide 22 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
voor (vor) = keuzevoorzetsel
voor de apotheek wachten geeft een situatie aan.
 Dus Dativ (3e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 23 - Diapositive

Vul in.
Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.

Slide 24 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
op (auf) = keuzevoorzetsel
op de bank gaan zitten is een verandering van situatie:
Dus Akkustiv (4e nv) vrouwelijk.

Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 25 - Diapositive

Vul in.
Ich habe Angst (voor deze) Spinnen (mv).

Slide 26 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik ben bang voor deze spinnen
voor (vor) = keuzevoorzetsel
bang zijn voor is GEEN (verandering van) situatie:
Dus 7/2-regel 
vor hoort bij de 7 voorzetsels: 3e nv, meervoud
Antwoord: Ich habe Angst vor diesen Spinnen(mv).


Slide 27 - Diapositive

Vul in.
Ich freue mich (op jullie) Besuch(m).

Slide 28 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik verheug me op jullie bezoek.
op (auf) = keuzevoorzetsel
sich freuen auf is GEEN (verandering van) situatie:
Dus 7/2-regel
auf hoort bij de 2 voorzetsels: 4e nv, mannelijk
Antwoord: Ich freue mich auf euren Besuch.


Slide 29 - Diapositive

0

Slide 30 - Vidéo