2.1 De pruikentijd

De tijd van Pruiken en Revoluties

§2.1 A| De pruikentijd 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

De tijd van Pruiken en Revoluties

§2.1 A| De pruikentijd 

Slide 1 - Diapositive

De tijd van Pruiken en Revoluties
1700-1800

Slide 2 - Diapositive

Waar gaat de paragraaf over?
Door de groeiende wereldhandel kreeg de burgerij in Europa steeds meer economische macht. Toch bleef de standenmaatschappij in de 18e eeuw in grote delen van Europa bestaan. De 18e eeuw was ook de eeuw van de Verlichting. Denkbeelden begonnen grondig te veranderen.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen

  1. Je kunt de standenmaatschappij in Frankrijk van de 18e eeuw beschrijven en verklaren waarom de boeren het erg zwaar hadden.
  2. Je kunt het causaal (oorzakelijk) verband tussen de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw en de verlichting van de 18e eeuw uitleggen.
  3. Je kunt de houding van Verlichte denkers ten opzichte van geloof (atheïsme), politiek (trias politica) en vrijheid (mensen rechten) uitleggen.

Slide 4 - Diapositive

17e Eeuw
De Republiek in een Gouden eeuw
Koppositie in de handel. 
Grote sterke zeemacht
Rampjaar 1672
Wetenschappelijke Revolutie
18e Eeuw
De Republiek aan het vervallen. 
Bloei Frankrijk en Groot-Brittannie
Burgers steeds meer macht. 
Verlichting


Slide 5 - Diapositive

De Franse standensamenleving

Nederland verloor zijn economische voorsprong aan Engeland, Schotland en Frankrijk.
Rond Parijs ontstonden enorme bedrijven die textiel, wapens of luxe goederen maakten. De landbouw bleef wel het grootste middel van bestaan in Frankrijk. Veel boeren gingen gebukt onder de verplichtingen van de lokale adel. Frankrijk had een standensamenleving.

Er waren enorme verschillen tussen de eerste, tweede en de derde stand (adel, geestelijkheid en boeren/burgers)
Driekwart van alle belastingen waren indirecte belastingen die voornamelijk werden betaald door de derde stand. Hierdoor leden de derde stand het meest van de hoge staatsuitgaven.

Terwijl de adel en de geestelijkheid vrijgesteld zijn van belastingen, zijn het vooral de boeren die de zwaarste lasten moeten dragen. (Ets, 18de eeuw, auteur onbekend)

Slide 6 - Diapositive

Standensamenleving (1)
  • De maatschappij was opgedeeld in groepen en je geboorte bepaalde stand waartoe je behoorde. 

  • Eerste stand: de geestelijkheid, zij moesten bidden en de koning helpen met het bestuur. 

  • Tweede stand: de adel, zij moesten vechten in oorlogen en óók helpen met bestuur.  

Slide 7 - Diapositive

Standensamenleving (2)
  • Derde stand: rijke burgers, ambachtslieden, boeren en loonarbeiders. Zij moesten hard werken.

  •  Grote verschillen binnen de derde stand, maar niemand kon een machtige positie in het bestuur of het leger krijgen. 

  • De rijke laag van de derde stand noem je de bourgeoisie. 

Slide 8 - Diapositive



Standensamenleving (3)




  • Eerste en de tweede stand hadden allerlei privileges, zoals geen belasting betalen. 
  • Deze standensamenleving met voorrechten noem je het ancien régime.
  • 98% van de Fransen behoorde bij de derde stand. 

Slide 9 - Diapositive

1
2
3

Slide 10 - Diapositive

§4.1: Standensamenleving

1e stand

Geestelijkheid
geen belasting betalen

2e stand

Adel
geen belasting betalen

3e stand

Boeren en burgers
* moesten belasting betalen
* hadden geen voorrechten

Slide 11 - Diapositive

Leg de bron uit
- Wat zie je? 
- Waarom is het getekend? 
- Wat bedoeld de tekenaar hiermee? 

Wat gebeurt er op deze afbeelding?

Waar gaat deze afbeelding over?

Slide 12 - Diapositive

Zet bovenstaande titels met de juiste gezichten bij de juiste stand.
De eerste stand
De tweede stand
De derde stand
Boeren
Adel
Geestelijken

Slide 13 - Question de remorquage

De verlichting (1)
  • Wetenschappelijke ontdekkingen leidden tot nieuwe ideeën over het geloof, mens en samenleving.  

  • Het geloof stond niet meer centraal, maar het menselijk verstand.

  • Twijfel over het goddelijk recht van de koning (absolutisme). 
    - Bestaat het goddelijk recht wel?
    - Heeft de koning wel altijd gelijk? 

Slide 14 - Diapositive

De verlichting (2)
  • Discussie in de samenleving over geloof en tradities.

  • Je moet niet alles geloven wat de kerk en de koning zeggen. 

  • Ontstaan van de verlichting: een periode waarin geloof en traditie plaatsmaken voor logische en verstandelijke redeneringen.  

Slide 15 - Diapositive

Denken over de samenleving (3)
  • Verlichte denkers vonden dat alle mensen vrij en gelijk geboren waren. 

  • Niemand had wat te zeggen over de vrijheid het geloof of het bezit van een ander, dit waren de natuurrechten.

  • Er ontstond kritiek op de standensamenleving en het absolutisme van de vorsten.  

Slide 16 - Diapositive

Hoe ontstond een veranderings-idee?
  • De wetenschappelijke revolutie 1650-1800 (H3!)
  • Als gevolg van de wetenschappelijke revolutie (§1.4)
  • Zelf nadenken, niet alles zomaar geloven (ratio gebruiken)
De Verlichting
De ideeën van de Verlichting
  1. Mensen horen vrij te zijn en mensenrechten te hebben.
  2. Meer macht voor het volk (meer democratie en een grondwet)
  3. Scheiding van kerk, staat en rechtspraak
  4. Het verstand is belangrijk en moet goed gebruikt worden door iedereen.

Slide 17 - Diapositive

De Verlichters en politiek I
Verlichters
  • Een koning is er voor het volk
  • Het volk mag een slechte koning afzetten
  • De echte macht ligt bij het volk

Gevolg
  • Tegen absolutisme
  • Vóór democratie

Slide 18 - Diapositive

De Verlichters en politiek II
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning macht en zij mogen een slechte koning afzetten.

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wilt.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

De Verlichters en het geloof
Verlichters
  • God heeft de aarde gemaakt, maar grijpt niet in.
  • Er is niet 1 waar geloof

Gevolg
  • Vóór godsdienstvrijheid
  • Tegen een grote invloed van de kerk
Voltaire. (Fr.1694-1778)

Slide 21 - Diapositive

De Verlichters en gelijkheid
Verlichters
  • Mensen zijn gelijk en vrij

Gevolg
  • Tegen standenmaatschappij
  • Tegen slavernij/slavenhandel (Abolitionisme)

Slide 22 - Diapositive

Reactie koningen
Ideeën van de Verlichting verbieden

Of

Sommige ideeën overnemen, zolang de vorst alle macht houdt.
= Verlicht absolutisme

Slide 23 - Diapositive

Wat is volgens jou de beste omschrijving van de Verlichting?
A
Er ging bij mensen een lichtje branden
B
Mensen begonnen weer zelf na te denken
C
De TL- verlichting werd uitgevonden
D
Huh? Wat is de verlichting?

Slide 24 - Quiz

Het volgende begrip past het best bij de Verlichting...
A
verstand
B
Renaissance
C
ontdekkingsreizen
D
Grieken

Slide 25 - Quiz

Verlichting is een gevolg van
...
A
wetenschappelijke revolutie
B
feodalisme
C
de Reformatie
D
plantagekoloniën

Slide 26 - Quiz

Bij Verlichting past het volgende begrip...
A
oorlog
B
gelijkheid
C
absolutisme
D
socialisme

Slide 27 - Quiz

Verklaar waarom de wetenschappelijke beweging van de 18e eeuw 'de Verlichting' wordt genoemd.

Slide 28 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met 'rationeel' in 'rationeel denken'?
A
Gebaseerd op emoties
B
Gebaseerd op rantsoenen
C
Gebaseerd op logica
D
Gebaseerd op het verstand

Slide 29 - Quiz

Wat denk je dat basale mensenrechten zijn?
Probeer er drie te benoemen.

Slide 30 - Question ouverte

0

Slide 31 - Vidéo

Leerdoelen

  1. Je kunt de standenmaatschappij in Frankrijk van de 18e eeuw beschrijven en verklaren waarom de boeren het erg zwaar hadden.
  2. Je kunt het causaal (oorzakelijk) verband tussen de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw en de verlichting van de 18e eeuw uitleggen.
  3. Je kunt de houding van Verlichte denkers ten opzichte van geloof (atheïsme), politiek (trias politica) en vrijheid (mensen rechten) uitleggen.

Slide 32 - Diapositive