V4 periodo 2 clase 9

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

SER FELIZ
La felicidad

Abre el libro de texto en la p.90

1 Busca el significado de los verbos. Zoek de betekenis van de werkwoorden op en kies steeds het juiste werkwoord.

1. reunirse ● 
2. olvidarse ●
3. aprovechar el tiempo ● 
4. comunicarse ● 
5. pasar (más) tiempo ● 
6. echar de menos ● 
7. participar ● 
8. perder el tiempo ● 
9. formar parte ● 
10. relacionarse

Describe la foto

Describe la foto

Maak een Nederlandse zin met een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp. Geef aan wat wat is.

Vervoeg het werkwoord gustar

Objeto indirecto

YO

TÚ

ÉL/ELLA/USTED

NOSOTROS

VOSOTROS

ÉLLOS/ELLAS USTEDES

me

Le 

se

os

Nos

te

Les

Welke zin klopt?

1. a él doy un regalo
2. doy le un regalo
3. le doy un regalo
4. a él doyle un regalo

Objeto directo

¿Quieres una taza de té?

1. Sí, lo quiero
2. Sí, la quiero
3. Sí, los quiero
4. Sí, las quiero

Juan tiene las llaves de Elisa.
Elisa dice:

1. ¡dámelos!
2. ¡dámelas!
3. ¡los dame!
4. ¡las dame!

¿Has hecho los deberes?
Sí, ___ ___ ______

Las chicas dan unas naranjas al profesor.

El estudiante trae un libro (a ti).

¡Compra una regalo para las niñas!

A trabajar

Compañeros p. 86 ej. 2

Compañeros p. 87 ej. 3

Compañeros p. 84 ej. 4

= deberes para el martes

¿Terminaste? Prepara tu examen oral

Clase del martes

• Op SOM komt een foto te staan. Maak een opname van 2 minuten waarin je die foto beschrijft.
• Maak een opname van 5 minuten waarin je antwoord geeft op vragen van het mondeling over gezondheid.
• Luister beide opnamen terug. Schrijf per onderdeel 3 mooie zinnen op die je gemaakt hebt, de woorden die je niet wist en jouw verbeterpunten.
• Lever het geheel  (audio + analyse) uiterlijk zondag 22.00 in via mail, SOM of app.
• Doe je dat niet, dan ga je met deze opdrachten aan de slag tijdens het 7e uur.