aghz medicatie en hulpmiddelen

Assisteren in de gezondheidszorg blok 
Blok 6 Medicatie en Hulpmiddelen


1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Assisteren in de gezondheidszorg blok 
Blok 6 Medicatie en Hulpmiddelen


Slide 1 - Diapositive

Wat leer je?
  • Uitleg en instructie geven over vrij verkrijgbare middelen
  • Informeren over (technologische) hulpmiddelen in relatie tot de gezondheid
  • Informeren over de functie van het medicijnpaspoort
  • Informeren over het belang trouw te zijn aan voorgeschreven medicijnen



Slide 2 - Diapositive

Begrippen
Therapietrouw = de voorgeschreven medicijnen volgens de voorschriften innemen

Therapieontrouw ( onjuist innemen of te vroeg stoppen met een kuur) heeft vaak te maken met een gebrek aan kennis en motivatie, kan om complicaties veroorzaken.

Praktische hulpmiddelen om de therapietrouw te verbeteren: boekje, telefoon, app, medicijnendispenser.

Medicijnpaspoort
Het medicijnpaspoort is een overzicht van alle medicijnen die een patiënt gebruikt (i.v.m. allergieën of verkeerde combinaties), te krijgen bij de apotheek. 







Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Waar kun je vrij verkrijgbare medicijnen kopen?

Slide 5 - Question ouverte

Geef 3 voorbeelden van vrij verkrijgbare medicijnen

Slide 6 - Question ouverte

Voor vrij verkrijgbare medicijnen heb je een recept nodig
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Vrij verkrijgbare medicijnen kun je altijd veilig en zonder risico gebruiken
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat zijn vrij verkrijgbare medicijnen?
A
Medicijnen die door de zorgverzekering worden vergoed.
B
Medicijnen die je alleen bij de apotheek kunt krijgen als ze door de dokter worden voorgeschreven.
C
Medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek zonder dat je daar een recept voor nodig hebt.
D
Medicijnen die je met één recept meerdere malen bij de apotheek kunt krijgen.

Slide 9 - Quiz

Welke personen moeten een medicijnenpaspoort hebben?
A
Alle mensen
B
Mensen met een beperking
C
Ouderen die ziek zijn
D
Mensen die meer medicijnen per dag gebruiken

Slide 10 - Quiz

Een chauffeur gebruik medicijnen. Op de bijsluiter
staat dat hij tijdens het gebruik van deze medicijnen
niet mag autorijden.
Waar hebben deze medicijnen invloed op?
A
Het gebruik van deze medicijnen heeft niets te maken met reactie-afstand, remweg en stopafstand.
B
Alleen op de remweg, niet op de stopafstand
C
Alleen op de reactieafstand, niet op de stopafstand
D
Op de reactieafstand en dus op de stopafstand

Slide 11 - Quiz

Staan vrij verkrijgbare medicijnen op het medicijnenpaspoort?
A
Wel
B
Niet

Slide 12 - Quiz

Medicijnen zijn altijd genezend
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Kunnen medicijnen je zenuwstelsel beïnvloeden?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Door medicijnen kunnen ongelukken gebeuren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het dat een medicijn bijwerkingen heeft?
A
Het medicijn is niet voor iedereen geschikt
B
Het medicijn kan een ongewenste reactie geven in je lichaam
C
Het medicijn mag je niet gebruiken als je auto rijdt
D
Het medicijn lost het probleem van de ziekte niet op.

Slide 16 - Quiz

Kunnen medicijnen je rijvaardigheid beïnvloeden?
A
Ja, alle medicijnen
B
Nee
C
Ja, sommige medicijnen
D
Alleen als je ze samen met alcohol gebruikt.

Slide 17 - Quiz

Technologie in de zorg
Domotica is een verzamelnaam voor alle slimme toepassingen in huis die de veiligheid van de patiënt kunnen vergroten. Het betekent letterlijk ‘automatisering van het huis’.
Toezichthoudende domotica : om de patiënt thuis in de gaten kunnen houden: alarmknop voor noodgeval
Ondersteunende domotica : om mensen zelfstandiger te kunnen laten leven: afstandsbediening om het licht aan en uit te doen.

Controle op afstand
Telemonitoring: bloeddruk, de hartslag, de bloedsuiker of gewicht meten: direct in contact met de behandelaars. Het systeem zorgt ervoor dat zij gewaarschuwd worden als de gezondheid van de patiënt achteruitgaat.




Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Geef voorbeelden van domotica ( voorbeelden in filmpje)

Slide 20 - Question ouverte

Controle op afstand

Telemonitoring: bloeddruk, de hartslag, de bloedsuiker of gewicht meten: direct in contact met de behandelaars. Het systeem zorgt ervoor dat zij gewaarschuwd worden als de gezondheid van de patiënt achteruitgaat.

Slide 21 - Diapositive

Robotica
Een verzamelnaam voor alle robots in de zorg is robotica, om patiënten te ondersteunen bij allerlei dagelijkse activiteiten.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
Domotica
B
Elektronisch paspoort
C
Robotica
D
Elektronisch Patiëntendossier

Slide 24 - Quiz

Is een voorbeeld van:
A
E-health
B
M-health
C
Robotica
D
Domotica

Slide 25 - Quiz

Waar denk je aan als we het hebben over robotica
A
Een stofzuiger
B
Een smartwatch
C
Automatische rolluiken
D
Een computer

Slide 26 - Quiz

Welk woord past het
beste bij het plaatje?
A
Robotica
B
E-health
C
Ergonomie
D
Domotica

Slide 27 - Quiz

Het plaatje is een
voorbeeld van?
A
E-health
B
Domotica
C
Robotica
D
Elektronisch patiëntendossier

Slide 28 - Quiz

Het plaatje is een voorbeeld van:
A
E-Health
B
Domotica
C
Robotica
D
Elektronisch patiëntendossier

Slide 29 - Quiz

Er zijn verschillende typen technologie.
Koppel het type technologie in de linkerkolom aan de voorbeelden in de rechterkolom.

1. Domotica 1. Zorg op afstand, zoals beeldzorg.
2. Sensoren 2. De gordijnen automatisch openen en sluiten.
3. e-Health 3. Knuffeldier dat reageert op de zorgvrager.
4. Robotica 4. Traplift.
5. Technologische hulpmiddelen 5. Op afstand inlezen van hartslag van de zorgvrager.



A
1-1, 2-2, 3-3, 4-4, 5-5
B
1-2, 2-3, 3-1, 4-5, 5-4
C
1-2, 2-5, 3-1, 4-3, 5-4
D
1-3, 2-1, 3-1, 4-5, 5-4

Slide 30 - Quiz

Robotica heeft voor en nadelen. Wat zijn volgens jou de voordelen van robotica en waarom?

Slide 31 - Question ouverte

Robotica heeft voor en nadelen. Wat zijn volgens jou voor jou re nadelen van robotica en waarom?

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo