B2k Chapitre 1-3

B2k Chapitre 2
Grandes Lignes
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

B2k Chapitre 2
Grandes Lignes

Slide 1 - Diapositive

Verbes - er
aider = helpen
donner = geven
chercher = zoeken
adorer = dol zijn op
habiter = wonen
regarder = kijken
trouver = vinden
rester = blijven
préparer = voorberiden
manger = eten
parler = spreken/praten
aimer = houden van
préférer = voorkeur geven aan
acheter = kopen
demander = vragen
marcher = lopen
travailler = werken
détester = hekel hebben aan

Slide 2 - Diapositive

Verbes - er
je parle
tu parles
Paul/ Sophie/ il/elle/on parle
nous parlons
vous parlez

mes parents/mes amis/ Mo et Sophie/ ils/elles parlent
manger = eten
parler = spreken/praten
aimer = houden van
préférer = voorkeur geven aan
acheter = kopen
demander = vragen
marcher = lopen
travailler = werken
détester = hekel hebben aan

Slide 3 - Diapositive

Chapitre 3
Mardi 10 décembre 6e uur: Test chapitre 3
- kloktijden
- être = zijn
- bezittelijk voornaamwoord; mon, ma mes, etc. 
- vocabulaire
- zinnen

Slide 4 - Diapositive

De kloktijden en français
(Het is ... = C'est)
Il est une heure (v) = het is 1 uur. 
Il est une heure et demie = Het is half twee. (13u30)
Il est deux heures.  = Het is twee uur. 
Il est deux heures et quart. = Het is kwart over twee. 
Il est trois heures moins le quart. = Het is kwart voor drie.

Slide 5 - Diapositive

De kloktijden en français
Het is twaalf uur 's middag = Il est midi. (m)
Het is twaalf uur 's nachts = Il est minuit.
Het is half één (12u30) = Il est midi et demi.
Het is half één (00u30) = Il est minuit et demie.
Hoe laat is het? - Quelle heure est-il?   [kèleurètiel]  

Ex12b p.109

Slide 6 - Diapositive

onregelmatig werkwoord
être = zijn - Présent (t.t.)
ik ben = je suis   [zju swie]
jij bent = tu es    [tuu è]
hij is = il est        [iel è]
zij is = elle est    [èl è]
we zijn / men is = on est [onè]

Slide 7 - Diapositive

qu = question [kèstjon]
et quart [ee kar]
quand [kan] = wanneer
quatre [katru] = vier 
Le coq dit ququeleque
kukeluku

Slide 8 - Diapositive

onregelmatig werkwoord
être = zijn - Présent (t.t.)
wij zijn = nous sommes   [noesomm]
jullie zijn / u bent = vous êtes   [voezèt]
zij zijn (m) = ils sont    [ielson]    
zij zijn (v) = elles sont  [èlson]

c'est = het is       het zijn = ce sont

Slide 9 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord / Le pronom possessif
     nl
m ev
v ev
mv pluriel
mijn
mon
ma /mon
mes
jouw
ton
ta / ton
tes
zijn/haar
son
sa / son
ses
ons/onze
notre
notre
nos
uw/jullie
votre
votre
vos
hun
leur
leur
leurs

Slide 10 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord / Le pronom possessif
Als in het ev een znw vrouwelijk begint met een klinker of stomme h, dan kies je het bez vnw m ev: mon, ton, son.
mon école (v) = mijn school
son amie (v) = zijn vriendin

notre ami = onze vriend [notramie]

Slide 11 - Diapositive

Chapitre 3
Exercice 30cd, 31abd, 32ab, 33abc
Dans mon sac à dos, il y a sa gomme, son livre..... 
Excercice 17abcde, 18, 19ab
Exercice 23a, 24a, 25, 26ab, 29a

Fini? Oefentoets en/of slimstampen!

Slide 12 - Diapositive

Les devoirs pour mardi 3 décembre
Chapitre 3: exercice 17 et 23a et 24 a
Apprendre (leren): slimstampen vocabulaire E & D (être)

Slide 13 - Diapositive

mardi 29 octobre
Les devoirs pour mardi 5 novembre:
Exercice 35
Leren: zinnen page 94

Slide 14 - Diapositive

La négation / De ontkenning
niet / geen = ne ... pas
... = persoonsvorm --> 1e werkwoord van de zin
Ik kijk niet = Je ne regarde pas
Je ne parle pas français. 
Je ne sais pas = ik weet het niet
Je ne comprends pas. = Ik begrijp het niet.

Slide 15 - Diapositive

La négation / De ontkenning
niet / geen = ne ... pas / n' ... pas (klinker of stomme h)
Ik woon in Nijmegen. = J'habite à Nimègue.   (ik = je / j')
Ik woon niet in Parijs. = Je n'habite pas à Paris.
Het is duur. = C'est cher.
Het is niet duur. = Ce n'est pas cher.

Slide 16 - Diapositive

La négation / De ontkenning
Elle aime le poisson? Non, elle n'aime pas le poisson

Tu regardes le film? Non, je ne regarde pas le film.

Vous cherchez une baguette? Non, nous ne cherchons pas une baguette.

Slide 17 - Diapositive

H Grammaire
Exercice 31b, 32abc, 33 (zelf onderwerp kiezen) et 35 (inschrijfformulier met hele zinnen over jezelf)

Slide 18 - Diapositive

Les nombres
quatre vingt = 4  x 20 --> 80

quantre-vingt-six = 86

quatre-vingt-dix = 90
quatre-vingt-dix-huit = 98

Slide 19 - Diapositive

Het bepaald lidwoord / l'article défini
De & Het: le, la, l', les;   
le père = de vader (m ev) --> les pères
.. mère = de moeder (v ev) --> les mères
.. parents = de ouders (mv)
de/het
M
V
ev
le
la
mv
les
les

Slide 20 - Diapositive

Het bepaald lidwoord / l'article défini
l'hôtel = het hotel (m ev) [lootèl]; l'école = de school (v ev) [leekol] ;l'appartement = het appartement (m ev) [lappartumâ]
Als het znw in het ev begint met een klinker of stomme h, dan wordt le/la --> l'
de/het
M
V
ev
le / l'
la / l'
mv
les
les

Slide 21 - Diapositive

Het onbepaald lidwoord / l'article indéfini
une école = een school (v ev)  [uuneekol]

elle a un chien = zij heeft een hond
de/het
M
V
ev
un
une
mv
des
des

Slide 22 - Diapositive

Onregelmatige werkwoord: hebben = avoir
Le présent = t. t.                                                   je = ik 
Enkelvoud:                                   j' = ik voor een klinker of stomme h
ik heb = j'ai  [zjee]
jij hebt = tu as  [uu a]
hij heeft = il a / zij heeft = elle a : Sophie (elle) ...
we hebben / men heeft = on a

Slide 23 - Diapositive

Onregelmatige werkwoord: hebben = avoir
Le présent = t. t.                                                   
Meervoud
wij hebben = nous avons [noezavôn]
u heeft / jullie hebben = vous avez   [voezavee]
zij hebben (m mv) = ils ont   [ielzôn] 
zij hebben (v mv) = elles ont    [èlzôn]

Slide 24 - Diapositive

Onregelmatige werkwoord: hebben = avoir
Paul et Sophie ont (zij hebben)
Mes parents ont...

zij hebben (m mv) = ils ont   [ielzôn] 
zij hebben (v mv) = elles ont    [èlzôn]

Slide 25 - Diapositive

Planagenda
huiswerk voor 17 september:
Bron F ex. 23 et 24
Leren voc. A+B (slimstampen en/of p. 52)



Slide 26 - Diapositive

Toets chapitre 1: 24 september
voca p. 52 et 53
Phrases (zinnen) p. 54 (C en G): bijv. Tu habites où?  J'habite à Nimègue.
Les nombres: F-N vingt = 20  
het lidwoord: le, la, l', les, un, une (p.55)
hebben = avoir (p.55)


Slide 27 - Diapositive

Toets chapitre 1: 24 september

Slide 28 - Diapositive

Chapitre 1
Bron D: exercice 16 et 17
Bron H: exercice 30
Fini? Slimstampen chapitre 1

Slide 29 - Diapositive

Chapitre 1- Je m'appelle...
Source A: exercice 6 et 7a
Bron B: exercice 9abc, 10ab, 11ab, 12a
Bron D: 16abcd, 17abde
Bron E: exercice 22ab
Bron F: exercice 25b, 26a
Bron H: exercice 30abc, 31acde
Fini? Slimstampen chapitre 1

Slide 30 - Diapositive

Verbes - er

Slide 31 - Diapositive