werkwoordelijk gezegde deel 1

Zinsontleding
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Ik kan de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Jaap gaat voetballen met Piet.
A
Jaap
B
gaat
C
voetballen
D
met Piet

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Jaap gaat voetballen met Piet.
A
Jaap
B
gaat
C
voetballen
D
met Piet

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Tijdens het kennismakingskamp kregen Pim en Vera verkering.
A
Tijdens het kennismakingskamp
B
kregen
C
Pim en Vera
D
verkering

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Tijdens het kennismakingskamp kregen Pim en Vera verkering.
A
Tijdens het kennismakingskamp
B
kregen
C
Pim en Vera
D
verkering

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De kapitein stuurde zijn boot net op tijd naar de goede kant.
A
De kapitein
B
stuurde
C
zijn boot
D
naar de goede kant.

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De kapitein stuurde zijn boot net op tijd naar de goede kant.
A
De kapitein
B
stuurde
C
zijn boot
D
naar de goede kant.

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
In een kajak kun je gemakkelijk het Veerse Meer oversteken.
A
In een kajak
B
kun
C
je
D
oversteken

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp
In een kajak kun je gemakkelijk het Veerse Meer oversteken.
A
In een kajak
B
kun
C
je
D
oversteken

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Mijn nichtjes en neefjes vermaakten zich prima op de camping.
A
Mijn nichtjes en neefjes
B
vermaakten
C
prima
D
op de camping

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Mijn nichtjes en neefjes vermaakten zich prima op de camping.
A
Mijn nichtjes en neefjes
B
vermaakten
C
prima
D
op de camping

Slide 13 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde van een zin bestaat uit één of meer werkwoorden.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Tijdens het etentje zat de kleuter geen seconde op zijn stoel.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hoe laat zijn je ouders op Schiphol gekomen?

Slide 18 - Question ouverte