Farmacologie - hoe werken medicijnen?

Farmacologie 
Les 2 





Hoe werken medicijnen? 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Farmacologie 
Les 2 





Hoe werken medicijnen? 

Slide 1 - Diapositive

Programma
Bijsluiter - opdracht 
(Moeilijke woorden - quiz)
Uitleg - theorie : Effecten geneesmiddelen in het lichaam + medicijnen en eiwitten 
Uitzoekopdracht



Slide 2 - Diapositive

Bijsluiter - opdracht
Zoek in tweetallen uit: 
  • Wat is de indicatie voor dit medicijn? 
  • Hoe gebruik je het medicijn? 
  • Wat zijn mogelijke bijwerkingen? 


Slide 3 - Diapositive

Bijsluiter - opdracht 2
Ga bij een ander tweetal zitten en geef je voorlichting aan het andere tweetal op basis van de 3 punten die je hebt uitgezocht.


Slide 4 - Diapositive

Farmacodynamiek of -kinetiek?

Slide 5 - Diapositive

Effect van middelen op het lichaam
Celniveau - Membraan of in de cel zelf

Binding aan eiwitten - zorgt voor activatie of remming - heeft effect op hoe een weefsel, orgaan of het lichaam werkt. 

Therapeutisch effect: ontsteking wordt minder, bloeddruk daalt, afname pijn etc. 

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
Angina pectoris - medicijn nitroglycerine

Nitroglycerine werkt op de gladde spiercellen in de wand van de kransslagaders. 
Effect - minder vasoconstrictie (samentrekking) van de spierweefsels. Daardoor minder pijn. 

Slide 7 - Diapositive

Eiwitten
Werkt mee in alle fysiologische 
processen. 
Eiwit wat wordt beïnvloedt door medicijnen: heeft effect op fysiologisch proces. 
Elk orgaan/weefsel heeft specifieke eiwitten. Medicatie wordt daar specifiek voor gemaakt.
Hoeveel soorten eiwitten zijn er bekend? 

Slide 8 - Diapositive

Cellen
Celmembraan - vetachtige stoffen
Poortwachtersfunctie!

Eiwitten op en in celmembraan:
Receptoren
Ionkanalen
Transporteiwitten
Enzymen

Slide 9 - Diapositive

Maak 4 groepjes
Ieder groepje krijgt een eigen "eiwit" van de celmembraan om te onderzoeken. (receptoren, ionkanalen, transporteiwitten, enzymen)

  • Wat is het? 
  • Hoe werkt het?
  • Welk medicijn grijpt aan op het specifieke eiwit?

We wisselen klassikaal uit. 

Slide 10 - Diapositive