Schrijfeisen TOA 3F

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Ik weet welke schrijfaspecten gebruikt worden bij de beoordeling van het examen schrijven.
-Ik weet wat deze schrijfaspecten inhouden en hoe ik deze moet gebruiken in mijn schrijfopdracht
-Ik kan een schrijfopdracht afleveren waarin alle schrijfaspecten aan bod komen en waarin al deze schrijfaspecten op voldoende niveau zijn voor 3F

Slide 2 - Diapositive

Voorwaarden voor het schrijfexamen
1  Nederlandstalig
2 minimaal 80 % van de opdracht
3 goed leesbaar

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waar wordt het schrijfexamen op beoordeeld denk je?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

Zes beoordelingscriteria

Slide 7 - Diapositive

1. Samenhang
goede opbouw
juiste verwijswoorden
correcte voegwoorden
afwisseling in voeg- en verwijswoorden
enige complexiteit in zinsbouw en woordkeus

Slide 8 - Diapositive

voegwoorden
verwijswoorden
omdat
terwijl
ze
hij
die
hierdoor
hoewel
wat

Slide 9 - Question de remorquage

Wanneer krijg je wat als verwijswoord?

1. na de overtreffende trap
2. na een onbepaald voornaamwoord
3. bij een verwijzing naar een heel zinsdeel
1. Het engste wat ik ooit gedaan heb, was paardrijden.

2. Dat is iets wat ik nooit meer wil doen.

3. Op vakantie gingen we paardrijden, wat ik normaal echt nooit zou doen.

Slide 10 - Diapositive

Goede opbouw
  • goede alinea's
  • indeling in inleiding - kern- slot

 

Slide 11 - Diapositive

Wat is een alinea?
  • Zinnen die bij elkaar horen.
  • Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.

  • De inleiding is een alinea.
  • De kern bestaat vaak uit meer alinea's.
  • Het slot is een alinea.

Slide 12 - Diapositive

Geitenboeren die bokjes te snel naar de slacht brengen ... moeten ze hoge boetes geven.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 13 - Quiz

Het ergste ... ze doen is hun honden laten poepen op speelveldjes.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 14 - Quiz

Het boek ... op de elo staat is anders dan waar de docent de vragen uit haalt.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 15 - Quiz

In mijn verslag ... ik vorige week inleverde, stond al dat we op stage geen konijnen hebben.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 16 - Quiz

... mijn stage heb ik geleerd hoe ik een stokpaardje kan hanteren.
A
Dankzij
B
Ondanks
C
Terwijl
D
Tijdens

Slide 17 - Quiz

Mijn klasgenoten mocht ik geen rondleiding geven, ... mijn ouders wel.
A
daarentegen
B
hoewel
C
maar
D
niettemin

Slide 18 - Quiz

Ik kon niet helpen bij de roofvogelshow, want die gingen door corona ... niet door.
A
daarentegen
B
hierdoor
C
immers
D
niettemin

Slide 19 - Quiz

Tip
Liever goede "gemakkelijke" voegwoorden,
dan foute "moeilijke".

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

2. Doel bereiken
De kandidaat werkt de opdrachten adequaat uit, waarmee hij zijn schrijfdoel bereikt.

  • 100 % eisen uit de opdracht;
  • soms meerdere doelen;
  • toon is belangrijk.

Slide 22 - Diapositive

Wat betekent adequaat?

Slide 23 - Question ouverte

Adequaat betekent: geschikt voor het doel/heel erg lijkend op het voorbeeld.
 Geachte heer/mevrouw,
Mijn stage in Spanje

Slide 24 - Diapositive

Wat is goed? Je solliciteert voor een leuke stageplaats.
A
Ik ben de beste stagiair die er is!!!
B
Vorig jaar heb ik ervaring opgedaan als...
C
U moet MIJ hebben!
D
Wilt u mij alstublieft, alstublieft aannemen?

Slide 25 - Quiz

Wat is goed? Je vraagt om extra subsidie voor je sportclub.
A
We hebben extra geld nodig.
B
We moeten extra geld, anders gaan we failliet.
C
We vragen eenmalig om een extra subsidie.
D
We zouden het heel erg op prijs stellen als u...

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

3. Publiek
De kandidaat past zijn woordgebruik en toon aan het publiek aan.

Pas je woordgebruik en toon aan het publiek aan.
Kies voor je of u en hou dat vol!
Wees beleefd bij twijfel.

Slide 28 - Diapositive

U wilt graag een tussentijds verslag over ons project. Dat kan kort zijn, want we willen ... tijd niet verspillen.
A
je
B
jouw
C
u
D
uw

Slide 29 - Quiz

Heeyyyy,
Tof dat we morgen met school naar de film gaan. Gaan we met ... auto?
A
jou
B
jouw
C
u
D
uw

Slide 30 - Quiz

Pauze?

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

4. Woordenschat en woordgebruik
  • goede woordenschat (o.a. vaktaal)
  • variëren met woorden
  • altijd de juiste voorzetsels
  • uitdrukkingen

Slide 33 - Diapositive

Tijdens mijn stage kon ik altijd vertrouwen ... jullie ondersteuning.
A
aan
B
met
C
op
D
van

Slide 34 - Quiz

Ik was blij toen ik de eerste dagen ... achter de rug had.
A
achter
B
bij
C
voor
D
tegen

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive

5. spelling, zinsbouw, interpunctie
  • goedlopende zinnen
  • alle leestekens (incl. hoofdletters) 
  • werkwoordspelling
  • heel weinig spelfouten
  • verbuigingen zijn juist (ons huis, onze buren)


Slide 37 - Diapositive

Na welk woord schrijf je een komma?
Ik wil graag bij u werken omdat ik veel van cavia's houd.
A
na ik
B
na omdat
C
na werken
D
na cavia's

Slide 38 - Quiz

Na welk woord schrijf je een komma?
We werken erg hard hier in Spanje maar het is wel erg gezellig.
A
na hard
B
na hier
C
na Spanje
D
na maar

Slide 39 - Quiz

In welke zin staan alle hoofdletters goed?
A
op zondag houden de Spanjaarden rust.
B
Op zondag houden de spanjaarden rust.
C
Op zondag houden de Spanjaarden rust.
D
Op Zondag houden de Spanjaarden rust.

Slide 40 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
interessante herinneringen
B
interesante herinneringen
C
interessante herineringen
D
interesante herineringen

Slide 41 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Na aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
B
Naar aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...
C
Naar aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
D
Na aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...

Slide 42 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
doormiddelvan
B
doormiddel van
C
door middelvan
D
door middel van

Slide 43 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
wellantcollege
B
Wellant College
C
Wellantcollege
D
Wellant college

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Diapositive

6. Leesbaarheid
De kandidaat gebruikt, indien nodig, een heldere lay-out met witregels, kopjes en paragrafen.
Denk aan:
  • aanhef/titel
  • witregels

Slide 46 - Diapositive

Tot slot
Je wekt een actieve indruk door...

  • getallen tot en met  twintig uit te schrijven
  • Met vriendelijke groet, (NIET: m.vr.gr.)

Slide 47 - Diapositive

EINDE

Slide 48 - Diapositive

Op mijn stagebedrijf hadden we te kampen ... wanbetalers.
A
aan
B
met
C
tegen
D
uit

Slide 49 - Quiz