Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
4.4 Vermogen en Energie
Slide 1 - Diapositive
4.4 Vermogen van een apparaat
Het vermogen van een apparaat is de hoeveelheid energie die het apparaat per seconde gebruikt. De eenheid is Watt (W)
Hoe langer een apparaat aanstaat, hoe meer energie het verbruikt
Lees blz.158 (het vermogen van een apparaat)
Slide 2 - Diapositive
4.4 vermogen berekenen
lees blz. 158 en 159
vermogen = spanning x stroomsterkte
in symbolen:
P = U . I
Wat is het vermogen van een apparaat als de stroommeter 3,0A zegt en het op het lichtnet is aangesloten?
Slide 3 - Diapositive
Welk apparaat heeft het grootste vermogen?
A
GLOEILAMP
B
WATERKOKER
C
KOELKAST
D
ELEKTRISCHE OVEN
Slide 4 - Quiz
van welk apparaat is het vermogen verandelijk?
A
een elektrische klok
B
een mobiele telefoon
C
een zaklantaarn
Slide 5 - Quiz
A
Stroommeter
B
Spanningsmeter
Slide 6 - Quiz
stroommeter
schakelaar
spanningsmeter
batterij
lampje
Slide 7 - Question de remorquage
Welk soort schakeling hebben we hier?
A
serieschakeling
van lampen
B
parallelschakeling
van lampen
C
serieschakeling
van schakelaars
D
parallelschakeling
van schakelaars
Slide 8 - Quiz
Welk soort schakeling hebben we hier?
A
serieschakeling
van lampen
B
parallelschakeling
van lampen
C
serieschakeling van schakelaars
D
parallelschakeling
van schakelaars
Slide 9 - Quiz
Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand
Slide 10 - Quiz
Deze waterkoker heeft een vermogen van 1800 W en wordt aangesloten op het stopcontact (230V). Hoe groot is de stroomsterkte door de stekker?
A
230 A
B
1 800 A
C
7,8 A
D
414 000 A
Slide 11 - Quiz
Een gloeilamp wordt aangesloten op het stopcontact (230 Volt),
de stroomsterkte door de stekker is 0,25 A.
Zet de berekening in de juiste volgorde.
vermogen = spanning x stroom
vermogen = 230 V x 0,25 A
vermogen = 57,5 Watt
Slide 12 - Question de remorquage
Een magnetron van 700 watt, 4 spaarlampen van 60 watt en een stofzuiger van 1600 watt worden aangesloten op dezelfde groep. Bereken het vermogen van alle apparaten in kW.
A
P = 2540 kW
B
P = 2,540 kW
C
P = 2360 kW
D
P = 2,360 kW
Slide 13 - Quiz
Wat is Watt?
A
Grootheid
B
Spanning
C
Stroomkracht
D
Vermogen
Slide 14 - Quiz
Reken om. 1000 Watt =
A
1000000 kWatt
B
0,1 kWatt
C
1 kWatt
D
10 W
Slide 15 - Quiz
reken om van watt naar kilowatt: 1500 watt =........kW (gebruik een komma)
Slide 16 - Question ouverte
Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep. Hoe groot is de totale vermogen in kW?
A
P = 2180 kW
B
P = 2,140 kW
C
P = 2,180 kW
D
P = 2140 kW
Slide 17 - Quiz
reken om van watt naar kilowatt 500 watt =..........Kw
Slide 18 - Question ouverte
Henk heeft een gloeilampje van 30 Watt en een spaarlampje van 3 Watt. Welke is zuiniger?