Tradities - Op bedevaart

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
StudielessenPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/laptop voor je
       Start je Chromebook/laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je Zakkie in je tas
       Pak je opdrachtenboekje en een pen/potlood
      
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je uitleggen wat een voorzetsel is.
  • kun je een voorbeeld van een voorzetsel geven.

Slide 3 - Diapositive

Inleiding 
Tijdens de vorige lessen hebben we geleerd over tradities.
Je hebt de tekst 'Op bedevaart' gelezen en hier vragen bij beantwoord.
Je bent aan de slag gegaan met synoniemen.

Slide 4 - Diapositive

Even terugblikken
Weet je nog wat een synoniem is?
Dit checken we met de spinners!

Naam
Synoniem

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 5
Er is nog één gedeelte van opdracht 5 niet gemaakt.

Je krijgt hier 3 minuten de tijd voor. 


Weet je nog hoe je dit het beste kunt doen?
  1. Begin met de begrippen die je al kent.
  2. Welke houd je over?
  3. Kun je raden welke omschrijving daar dan bij hoort?
  4. Als je het echt niet weet, mag je het opzoeken.
timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Nakijken


41.
42.
43.
44.
45.
46.

Slide 7 - Diapositive

Instructie 
We lezen gezamenlijk de tekst. Dit doen we met leesbeurten.
Bekijk de woorden die je hebt onderstreept nog eens.
Ken je de betekenis nog vanuit de vorige les(sen)?

Bedenk na iedere alinea: begrijp ik waar de tekst over gaat?
De docent geeft na iedere alinea gelegenheid om vragen te stellen.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
Maak samen opdracht C.

Je krijgt hier vier minuten de tijd voor.
timer
4:00

Slide 10 - Diapositive

Theorie: voorzetsels
Een voorzetsel is een woord dat samen met een ander woord (meestal) plaats en richting bepaalt, zoals:
Het haantje op de toren - De Slag bij Waterloo - Ga naar buiten - Kom op tijd.

De meeste voorzetsels verwijzen naar een plaats, zoals:
bij, door, in, uit, aan, achter, tegen, voor, onder

Minder gemakkelijk is dit te zien bij voorzetsels zoals:
zonder, met, van.

Slide 11 - Diapositive

Voorzetsels
Tip: 
Denk aan een mannetje en een doos, zoals op de afbeelding hiernaast. 

Even oefenen nu...

Slide 12 - Diapositive

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.
Christel ergert zich vaak                           haar zusje.
__________
tegen
met
voor
aan
onder
boven
naar

Slide 13 - Question de remorquage

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.
Mijn baas heeft veel aandacht                            de vaste klanten.
__________
tegen
met
voor
aan
onder
boven
naar

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.
Ben kan heel erg opzien                            sollicitatiegespekken.
__________
tegen
met
voor
aan
onder
boven
naar

Slide 15 - Question de remorquage

Hoeveel vragen heb je goed beantwoord?
0
1
2
3

Slide 16 - Sondage

Aan de slag!
Maak in groepjes opdracht 3A:
  • A: zoek in de tekst op welk voorzetsel bij het werkwoord past
    bijvoorbeeld: onderzoek doen naar
  • B: noteer de betekenis van het werkwoord met- en zonder voorvoegsel.
Tip!
  • Wanneer je een betekenis niet kent, mag je deze opzoeken op Google.

Slide 17 - Diapositive

Nakijken
  1. Wissel van werkblad met het groepje voor je.
  2. We kijken samen het werk na.


  3. Bedenk na het nakijken welke tip of top je kunt geven.
  4. Geef het werk terug, met een tip en/of top!


Kun je iets niet lezen?
Geef het aan bij de docent.

Weet je het nog?
Als iets niet zo leuk is om te vertellen, denk dan aan onderstaande tips:

  • Zeg iets met een 'grapje'.
  • Neem iemand even apart, en zeg het niet in een groep.
  • Als er een probleem is, verzin dan ook een oplossing.
  • Begin met iets positiefs.

Slide 18 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je uitleggen wat een voorzetsel is.
  • kun je een voorbeeld van een voorzetsel geven.
Tip

Slide 19 - Diapositive

4

Slide 20 - Vidéo

01:38
Wie feliciteer jij op een verjaardag?
Alle mensen die er zijn.
Alleen mensen die ik goed ken.
Alleen de jarige.

Slide 21 - Sondage

02:50
Zou jij dit doen met je kind?
Ja.
Nee.

Slide 22 - Sondage

03:49
Hoe zou je willen dat jouw begrafenis is? Verdrietig of een feestje?

Slide 23 - Question ouverte

04:53
Zou je hieraan meedoen?
Ja.
Nee.

Slide 24 - Sondage