Hst 35 Voornaamwoorden

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is er in de eerste twee hoofdstukken gebeurd in Borealis?

Slide 2 - Question ouverte

Leerdoelen 

Hst 35 

Je kunt persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en ermee oefenen in een zin

Slide 3 - Diapositive

Aan de slag 
Hst 35 
Persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden




Slide 4 - Diapositive

Welke 2 soorten grammatica bestaan er ook weer?

Slide 5 - Question ouverte

Wat hoort bij grammatica woordsoort benoemen?
A
aanwijzen bijvoeglijk naamwoord
B
aanwijzen lijdend voorwerp
C
aanwijzen persoonsvorm
D
aanwijzen tijd van 'zijn'

Slide 6 - Quiz

Als ik zeg 'ik loop naar huis' en wat voor zinsdeel is 'loop' wat ben ik dan aan het doen?
A
aan het lopen
B
woordsoort benoemen
C
redekundig ontleden
D
zinsdelen benoemen

Slide 7 - Quiz

Voornaamwoorden
Dit hoofdstuk gaat over het onderdeel 
'woordsoort benoemen' en wel over vier woordsoorten:
persoonlijk, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke twee naamwoorden heb je al geleerd?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Hoe vind je ook weer 
lijdend voorwerp?

meewerkend voorwerp? 

Slide 12 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Let op! Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp!
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 13 - Diapositive

Wat is 'ons' in de zin, bij zinsdeel benoemen:
'zij hebben ons dat boek gegeven'
A
onderwerp
B
gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat is 'ons' in de zin, bij zinsdeel beneomen:
'zij hebben ons meegenomen'
A
onderwerp
B
gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Let op
Hun hebben het gedaan is ALTIJD fout. 
het is
Zij hebben het gedaan. Want zij is hier het onderwerp

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag 
Maken vraag 1, 2 & 3 




Slide 22 - Diapositive

Vraag 1 
a het: pers, uw: bez, het: pers, haar: bez
b Hij: pers, ik: pers, het: pers, mijn: bezit
c Zij: persoonlijk, zijn: bezittelijk
d Hij: pers, hun: pers, het (tweede): pers, hen: pers, het (derde): pers, mijne: bezit
e Ik: pers, je (eerste): pers, je (tweede): bezit (me: wederkerend, hoeft hier niet)
f Jullie: bezittelijk, jullie: persoonlijk
g Het: persoonlijk, ze: persoonlijk, hij: persoonlijk, hun: bezittelijk
h hen: persoonlijk
i ze: persoonlijk, je: persoonlijk, je: persoonlijk, het: persoonlijk, mij: persoonlijk
j onze: bezittelijk

Slide 23 - Diapositive

Vraag 2
a ‘je’ is hier een persoonlijk voornaamwoord.
b ‘je’ is hier een bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 24 - Diapositive

Vraag 3
a In Nederland wordt ‘u’ als beleefdheidsvorm gebruikt, bijvoorbeeld voor oudere mensen. In Vlaanderen wordt ‘u’ ook gebruikt voor familie en vrienden, en dan alleen als het een lijdend of meewerkend voorwerp is.
b In Nederland gebruiken we ‘jij’ of ‘je’ voor ‘gij’ of ‘ge’.
c Te beoordelen door de docent, bijvoorbeeld: Ze doen dit om de afstand tussen het bedrijf en de klanten zo klein mogelijk te houden. Op deze manier wordt de reclame persoonlijker en minder afstandelijk. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

LEREN

Slide 28 - Diapositive

Betrekking betekent dat 'het te maken heeft met' of 'terug slaat op'

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Leerdoelen 

Hst 35 

Je kunt persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en ermee oefenen in een zin

Slide 32 - Diapositive

Dit was veel! 
Dus huiswerk voor vrijdag is

- dit nogmaals doorlezen in hst 35 blz. 142 en 144 
- maken vraag  5, 6 en 7 van hst 35 

cambiumned.nl geeft eventueel ook uitleg

Slide 33 - Diapositive