Haben, sein, feesttenten en voltooid deelwoord

Alle Grammatik Kapitel 2, 3, 4 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Alle Grammatik Kapitel 2, 3, 4 

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute? Wiederholung und neu :)

- haben und sein
-feesttenten regel
- werkwoorden met stam op -d of -t (neu)
-voltooid deelwoord (neu)

Slide 2 - Diapositive

Hebben

ik heb 
jij hebt
hij/ zij/ het heeft
wij hebben
jullie hebben
u heeft/ zij hebben
haben

ich habe
du hast
 er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
Sie/sie haben

Slide 3 - Diapositive

zijn

ik ben
jij bent
hij/zij/het is
wij zijn
jullie zijn
u bent/ zij zijn
sein

ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
Sie/sie sind

Slide 4 - Diapositive

ik ben
A
ich habe
B
ich bin
C
ich bist
D
ich ben

Slide 5 - Quiz

jullie hebben
A
ihr habt
B
ihr seid
C
ihr seit
D
ihr hat

Slide 6 - Quiz

u bent
A
sie sint
B
sie sind
C
Sie sind
D
sie sint

Slide 7 - Quiz

Werkwoorden vervoegen
hoe gebruik ik de feesttenten regel???????

Slide 8 - Diapositive

'Normale' regel:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mach
mach
mach

mach
mach
mach
FE
e
st
t

en
t
en
(FE) esttenten

Slide 9 - Diapositive

Hoe gebruik je de regel?
1. Wat is de stam van het werkwoord?
2. Welk persoonlijkvoornaamwoord staat in de zin?
3. Regel ''feesttenten'' toepassen.
ich spiele Fussball. 

Slide 10 - Diapositive

Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -d 

ich rede
du redest 
er sie es redet
wir reden
ihr redet
Sie/sie reden
Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -t

ich arbeite
du arbeitest
er sie es arbeitet
wir arbeiten 
ihr arbeitet
Sie/sie arbeiten

Slide 11 - Diapositive

Ich [spielen] mit meiner Freundin.
A
spielt
B
spielst
C
spiele
D
spiel

Slide 12 - Quiz

Er [arbeiten] zu Hause.
A
arbeiten
B
arbeit
C
arbeitt
D
arbeitet

Slide 13 - Quiz

Voltooid deelwoord
De regel is!        ge+stam+t

eindigd de stam van het werkwoord op een -d of een -t?
ge+stam+et

Slide 14 - Diapositive

een werkwoord is een....?
A
een woord wat met hoofdletter geschreven wordt
B
een woord wat mij verteld over wat ik doe en klein geschreven wordt
C
een woord dat in een zin staat en geen idee heeft waroom
D
een woord wat maar zo rondslingert in een zin

Slide 15 - Quiz

Hoe maak je een stam van een werkwoord? Bijvoorbeeld van spelen... "spielen"
A
niks veranderd
B
je knipt "en" ervan af
C
je knipt "len" ervan af
D
weet ik veel...pfhhh

Slide 16 - Quiz

het voltooid deelwoord zegt over iets wat gebeurd/verleden is...wat is de regel?
A
stam + ie
B
ge+stam
C
ge+stam+niks
D
ge+stam+t of +en

Slide 17 - Quiz

voltooid deelwoord van spielen

Slide 18 - Question ouverte

voltooid deelwoord van arbeiten

Slide 19 - Question ouverte