Spelling: G of CH

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Onderwerp van de les

Weetwoorden

G of CH

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet ik welke woorden ik met een g of met ch schrijf

Woorden met g

woorden met ch

Uitleg ch of g

G, gg of ch?
Mijn buurman is bru enbouwer.

1. gg
2. g
3. ch

G, gg of ch?
Ik heb een nieuws ierige moeder.

1. gg
2. g
3. ch

G, gg of ch?
Wij willen vandaag vle ten in ons haar.

1. gg
2. g
3. ch

Vul in de volgende woorden g of ch in:

cht

g

Vandaag is iedereen (aanwezi...) ______ in de klas.

Het (to...t) ______ gelukkig niet in de gang.

Anne doet het (li...t) ________ aan.

Het boek van Kevin (li...t) ___________ op de tafel.

Wat hebben jullie vandaag geleerd?