Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Terugblik
Lesdoel
Uitleg persoonsvorm
Aan de slag!
Huiswerk en planning
Pluspunten en Kluspunten
Slide 1 - Diapositive
QUIZ TIME: test jezelf!
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Het hele werkwoord noem je ook wel de .....
A
Infinitief
B
Onderwerp
C
Persoonsvorm
D
Lijdend voorwerp
Slide 4 - Quiz
Hij viel met zijn neus in de boter toen hij thuiskwam: zijn moeder haalde net de taart uit de oven.
Wat betekent 'met je neus in de boter vallen'?
A
Regelmatig langsgaan
B
Precies op het goede moment komen
C
Pech hebben
D
Iets doen wat niet goed is.
Slide 5 - Quiz
Je valt met je neus in de boter. Wat is de persoonsvorm?
A
Je
B
Valt
C
met je neus
D
in de boter
Slide 6 - Quiz
In welke tijd staat de volgende zin: Ik kijk nooit tv
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 7 - Quiz
De agenten patrouilleren voortdurend. Deze zin is:
A
Enkelvoud
B
Meervoud
Slide 8 - Quiz
Mijn zusje had jaren gedanst.
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvd)
Slide 9 - Quiz
Zet de zin in de voltooid tegenwoordige tijd:
Ik maak mijn huiswerk
A
Ik maakte mijn huiswerk
B
Ik ga mijn huiswerk maken
C
Ik heb mijn huiswerk gemaakt
D
Ik had mijn huiswerk gemaakt
Slide 10 - Quiz
Staat de zin in de onvoltooid tegenwoordige tijd (ott), onvoltooid verleden tijd (ovt), voltooid tegenwoordige tijd (vtt) of de voltooid verleden tijd (vvt)? Tony verfde de raamkozijnen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt
Slide 11 - Quiz
Staat de zin in de onvoltooid tegenwoordige tijd (ott), onvoltooid verleden tijd (ovt), voltooid tegenwoordige tijd (vtt) of de voltooid verleden tijd (vvt)? Kies vervolgens het goede antwoord.
Tony verfde de raamkozijnen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt
Slide 12 - Quiz
Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm
Slide 13 - Quiz
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden
Slide 14 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten
Slide 15 - Quiz
Wat zijn voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld
Slide 16 - Quiz
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin
Slide 17 - Quiz
Doel
Ik kan de persoonsvorm kennen in een zin.
Slide 18 - Diapositive
Bekijk de video en schrijf 3 zinnen op met een PV en OND.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Zelf aan de slag/ huiswerk
Wat?
Maken les 20 opdracht 1 t/m 8 op blz. 44 en 45
Hoe?
Lees de theorie op blz. 44 nog een keer rustig door. Bij vragen, eerst overleggen met buurman/buurvrouw
Klaar?
Stillezen of leren voor een SO of PW
Tijd?
15 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?
Slide 29 - Diapositive
Nakijken les 20
Terugblik
Lesdoel
Uitleg onderwerp
Aan de slag!
Huiswerk en planning
Pluspunten en Kluspunten
Slide 30 - Diapositive
Nakijken
Les 20 opdracht 1 t/m 8
blz. 44 en 45
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Auto's kosten gemiddeld €600 per maand. Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Auto's
B
Kosten
C
Gemiddeld €600 per maand
Slide 33 - Quiz
Een groot deel van de vluchtelingen maakt weinig kans op asiel. Wat is het onderwerp?
A
Een groot deel van de vluchtelingen
B
De vluchtelingen
C
Weinig kans
D
op asiel
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Slide 43 - Diapositive
Zelf aan de slag/ huiswerk
Wat?
Maken les 21 opdracht 1 t/m 10 op blz. 46 en 47
Hoe?
Lees de theorie op blz. 46 nog een keer rustig door. Bij vragen, eerst overleggen met buurman/buurvrouw
Klaar?
Stillezen of leren voor een SO of PW
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?
Slide 44 - Diapositive
WELKOM
3 Kader
Welkom
AH1K
Slide 45 - Diapositive
Doel
Ik kan het onderwerp vinden in een zin.
Slide 46 - Diapositive
Wat hoort bij de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Maar één per zin
Meerdere per zin
Kan je vinden door de zin in een andere tijd te zetten.
Is altijd een vervoeging van het werkwoord 'zijn'.
Hoort in iedere zin.
Verandert mee met het onderwerp.
Slide 47 - Question de remorquage
.
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
wij
gaan
koken
Bij
zullen
verzorging
Slide 48 - Question de remorquage
Wat is het onderwerp?
.
Het onderwerp
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 49 - Question de remorquage
Wat is het onderwerp?
gekeken.
Het onderwerp
We
hebben
vanavond
een serie
Slide 50 - Question de remorquage
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze
Slide 51 - Question de remorquage
?
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
je
Ga
vaak
naar
de bioscoop
Slide 52 - Question de remorquage
Zelf aan de slag/ huiswerk
Wat?
Maken les 21 opdracht 1 t/m 10 op blz. 46 en 47
Hoe?
Lees de theorie op blz. 46 nog een keer rustig door. Bij vragen, eerst overleggen met buurman/buurvrouw
Klaar?
Stillezen of leren voor een SO of PW
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?
Slide 53 - Diapositive
Taalspelletje
Maak een zo lang mogelijke woordslang.
Woorden mogen maar 1x voorkomen.
Voorbeeld:
slang-geluk-kruip- pruik
Eerste woord: BOEF
timer
2:00
Slide 54 - Diapositive
Zelf aan de slag/ huiswerk
Wat?
Maken les 21 opdracht 1 t/m 10 op blz. 46 en 47
Hoe?
Lees de theorie op blz. 46 nog een keer rustig door. Bij vragen, eerst overleggen met buurman/buurvrouw
Klaar?
Stillezen
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?