Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Behoefte
Misschien heb je nu zin in een ijsje of wil je in november de nieuwste Playstation 5 kopen. Dit zijn behoeftes die je kunt hebben. Sommige behoeftes zijn belangrijker dan anderen. Daarom verdelen we behoeftes op in twee groepen, namelijk:
Basisbehoeften
Overige behoeften
Slide 2 - Diapositive
Basisbehoefte
Basisbehoeften zijn dingen die je echt nodig hebt om te kunnen leven. Denk aan eten, drinken, kleding en woonruimte.
Slide 3 - Diapositive
Vraag 1: Noem een voorbeeld van een basisbehoefte.
Slide 4 - Question ouverte
Overige behoefte
Soms koop je ook iets wat je leven leuker of makkelijker maakt. Dan noemen we overige behoeften. Denk aan: je mobiele telefoon, een leesboek, Netflix en Spotify.
Slide 5 - Diapositive
Vraag 2: Noem een voorbeeld van een overige behoefte.
Slide 6 - Question ouverte
Overige behoefte
Soms koop je ook iets wat je leven leuker of makkelijker maakt. Dan noemen we overige behoeften. Denk aan: je mobiele telefoon, een leesboek, Netflix en Spotify.
Slide 7 - Diapositive
Vraag 2: Noem een voorbeeld van een overige behoefte.
Slide 8 - Question ouverte
Goederen
Goederen zijn producten die je kunt aanraken, oftewel tastbaar zijn. We kennen twee soorten goederen, namelijk:
Verbruiksgoederen
Gebruiksgoederen
Slide 9 - Diapositive
Verbruiksgoederen
Een broodje of een flesje water verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op. Dit noemen we verbruiksgoederen, omdat ze op gaan.
Slide 10 - Diapositive
Diensten
Naast goederen bestaan er ook diensten. Goederen zijn tastbaar, kun je aanraken. Diensten zijn niet tastbaar en dus ook niet aan te raken.
Denk bijvoorbeeld aan het knippen van je haren door een kapper, of een voetballer die zijn kwaliteiten gebruikt voor jouw favoriete club.
Slide 11 - Diapositive
Vraag 3:
Op de foto is er sprake van...
A
Goederen
B
Diensten
Slide 12 - Quiz
Gebruiksgoederen
Gebruiksgoederen gaan een lange tijd mee en kun je vaker gebruiken. Denk aan je smartphone, een computerspel of een leesboek.
Slide 13 - Diapositive
Vraag 4:
Op de foto is er sprake van...
A
Goederen
B
Diensten
Slide 14 - Quiz
Vraag 5:
Hoe schrijf je tweeduizend euro op?
A
2.000
B
2.000 €
C
€ 2.000
Slide 15 - Quiz
Maken:
Opdracht 1 tot en met 8 op bladzijde 8 en 9 van je boek.