Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
Quiz vocabulario
Aanwijzend voornaamwoord
Jueves, 27 de mayo
Slide 1 - Diapositive
Objetivos para esta clase:
Aan het einde van deze les:
Ken ik de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans.
LEERDOELEN
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
es fuerte (schrijf alleen hij op)
Slide 4 - Question ouverte
es joven
Slide 5 - Question ouverte
es calvo
Slide 6 - Question ouverte
Hij/zij heeft donkere ogen.
A
Tiene los ojes claros.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos oscuros.
D
Tiene los ojos pequeños.
Slide 7 - Quiz
Hij/zij heeft groene ogen.
A
Tiene los ojos marrones.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos negros.
D
Tiene los ojos verdes.
Slide 8 - Quiz
Hij/zij heeft stijl haar.
A
Tiene el pelo largo.
B
Tiene el pelo liso.
C
Tiene el pelo rizado.
D
Tiene el pelo corto.
Slide 9 - Quiz
Tiene la boca grande.
A
Zij heeft een grote neus.
B
Zij heeft een kleine neus.
C
Zij heeft een grote mond.
D
Zij heeft een kleine mond.
Slide 10 - Quiz
Hij heeft een snor.
A
Lleva gafas.
B
Lleva bigote.
C
Lleva barba.
Slide 11 - Quiz
Tips:
Leer goed wanneer je welk werkwoord gebruikt. Het is OF ser, OF tener, OF llevar
Llevar is een -ar werkwoord dus je moet de uitgangen van de -ar werkwoorden gebruiken.
Let op mannelijk/vrouwelijk/ enkelvoud/ meervoud.
Slide 12 - Diapositive
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.
Slide 13 - Diapositive
Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans.
aquí
ahí
allí
afstand
tot
spreker
enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
este
ese
aquel
esta
esa
aquella
estos
esos
aquellos
estas
esas
aquellas
mannelijk
vrouwelijk
Slide 14 - Diapositive
Afstand tot de spreker
Slide 15 - Diapositive
Waar moet je op letten:
Het aanwijzend voornaamwoord richt zich naar het zelfstandig naamwoord wat erachter staat. Is dit vrouwelijk of meervoud, dan verandert het dus. Vb: este libro, esta casa, estos libros, estas casas
Let goed op of de volgende woorden in de zin staan: aquí (hier), ahí (daar),allí (daarginds, ver weg). Hieraan kan je zien welk aanwijzend vnw. je moet gebruiken.
esto/eso/aquello gebruik je als je niet naar een specifiek zelfstandig naamwoord verwijs. Het wordt dus algemeen gebruikt. ¿Qué es eso? Wat is dat?