Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
AE-2 RECAP
1 / 42
suivant
Slide 1:
Diapositive
Algemene Economie
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
42 diapositives
, avec
diapositives de texte
et
4 vidéos
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
AE-2
Slide 2 - Diapositive
AE-2
Hoofdstuk 3
§3.1 Micro-en macro-economie
§3.2 Inflatie
§3.3 Werkgelegenheid
§3.4 Investeringen
§3.5 Werkeloosheid
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4:
§ 4.1 Nationaal Inkomen
§ 4.2 Nationaal Product
Slide 3 - Diapositive
§3.1 Micro-en macro-economie
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Soms kan een bepaald vershijnsel in micro-economisch opzicht heel andere gevolgen hebben dan in macro-economisch opzicht.
Soms is het lastig om onderscheid te maken in micro- en macro-economie.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
§3.3 Werkgelegenheid
De totale vraag naar de productiefactor arbeid.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Diapositive
§3.5 Werkeloosheid
Slide 22 - Diapositive
Typen werklozen:
Structurele werkloosheid;
Conjuncturele werkloosheid;
Frictiewerkloosheid;
Seizoenwerkloosheid.
Slide 23 - Diapositive
Structurele werkloosheid
Het productieapparaat is niet groot genoeg om iedereen aan werk te helpen.
Conjuncturele werkloosheid
De vraag is niet groot genoeg om iedereen aan werk te helpen.
Frictie werkloosheid
Tussen het ontstaan van een vacature en het vervullen ervan gaat tijd verloren door langdurige ontslagprocedures.
Seizoenwerkloosheid
Een gevolg van het wegvallen van bepaalde producties in bepaalde jaargetijden.
Slide 24 - Diapositive
STRUCTURELE WERKLOOSHEID
Maar waarom verandert de structuur van de economie nu?
1 van de oorzaken kwam in de video al naar voren namelijk het overnemen van bepaalde jobs door machines. Dit noemen we AUTOMATISATIE
De 2e oorzaak zie je hier:
Slide 25 - Diapositive
Conjuncturele werkloosheid
Minder koopkracht -> vraag naar producten daalt -> bedrijven verkopen minder -> productie daalt -> werkgelegenheid daalt -> werkloosheid stijgt
Als vermindering van de koopkracht leidt tot een daling van de vraag naar goederen en diensten, ontstaat er
conjuncturele werkloosheid
.
Slide 26 - Diapositive
Seizoenwerkloosheid
Bepaald werk kun je alleen in een bepaald deel van het jaar doen. De rest van het jaar ben je dan werkloos. Dit noem je
seizoenwerkloosheid
.
Voorbeelden hiervan zijn: een ijszaak, toerisme (zomer) of oogstwerk in de land- en tuinbouw
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
WERKLOOSHEID
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
§ 4.1 Nationaal Inkomen
Het inkomen dat alle mensen in een land samen verdienen in één jaar.
Is niet geld dat je kunt krijgen als uitkering of als subsidie.
Slide 31 - Diapositive
§ 4.2 Nationaal Product
Totale waarde van alles wat de mensen in een land produceren in één jaar.
Slide 32 - Diapositive
Hoe meet je het nationaal inkomen?
Tot het inkomen rekenen we wat de mensen in geld verdienen.
Je kunt op 4 manieren je inkomen verdienen:
Slide 33 - Diapositive
Inkomen verdienen
Manier #1
Door te werken, daarvoor krijg je loon (salaris).
Slide 34 - Diapositive
Inkomen verdienen
Manier #2
Als je grond of gebouwen bezit en deze verhuurt. Hiervoor krijg je pacht (huur).
Slide 35 - Diapositive
Inkomen verdienen
Manier #3
Door kapitaal te bezitten en deze uitgeleend te hebben. Hiervoor ontvang je rente.
Slide 36 - Diapositive
Inkomen verdienen
Manier #4
Door (mede) eigenaar te zijn van een bedrijf. Hiervoor ontvang je winst.
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Vidéo
Toegevoegde waarde
Hoeveel bedrijven tijdens de productie hebben toegevoegd aan datgene wat ze hebben ingekocht.
Uit deze toegevoegde waarde ontvangen de productiefactoren hun beloning (pacht, lonen, rente en winst).
Nationaal inkomen = Nationaal product
Slide 39 - Diapositive
Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
Toegevoegde Waarde
= Waarde van het verkopen - (de waarde van de ingekochte grond- en hulpstoffen, halffabrikaten en diensten van andere bedrijven)
Slide 40 - Diapositive
Bruto en netto nationaal product
Bruto Nationaal Product (BNP)
= De totale productie
inclusief
de vervangingsinvesteringen.
Netto nationaal product (NNP) =
de totale productie
exclusief
de vervangingsinvesteringen.
Slide 41 - Diapositive
Exito!
Slide 42 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
4.4 Als er geen werk is
Octobre 2018
- Leçon avec
42 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
4.4 Als er geen werk is
Août 2018
- Leçon avec
46 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
M7 Economische groei H1.1 Micro macro + H1.2 BBP objectieve methode
Septembre 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Arbeidsmarkt
Novembre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
M7 Economische groei (A5) hfst 1.1 en 1.2
Avril 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
M7 Economische groei (H5) hfst 1
Février 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
M7 Economische groei (A5) hfst 1
Mai 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
M7 Economische groei (A6) hfst 1
Février 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5