11 november werkwoord venir 3Ha

Bonjour 3Ha
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour 3Ha

Slide 1 - Diapositive

mercredi 11 novembre



Doel: je herkent de verschillende vormen van het werkwoord venir (=komen) en je oefent met spreekvaardigheid.

Slide 2 - Diapositive

Bron G chapitre 2
Je leert de vervoeging van het werkwoord "venir" (komen) in vier verschillende tijden.
De présent (ott) en passé composé (vtt) moet je actief kunnen maken, de imparfait (ovt) en futur simple moet je kunnen herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Venir - Présent / Tegenwoordige tijd
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 4 - Diapositive

de werkwoorden revenir (terugkomen)en devenir (worden) vervoeg je op dezelfde manier als venir (komen)
revenir = terugkomen                            devenir = worden
je reviens                                                     je deviens
tu reviens                                                    tu deviens
il/elle/on revient                                       il/elle/on devient
nous revenons                                         nous devenons
vous revenez                                             vous devenez
ils/elles reviennent                                ils/elles deviennent

Slide 5 - Diapositive

Let op de uitdrukking: venir de + infinitief
Je viens d'acheter un nouveau manteau = Ik heb zojuist een 
                                                                                    nieuwe jas gekocht
Il vient d'arriver chez lui = Hij is zojuist bij hem thuis 
                                                                                           aangekomen

Slide 6 - Diapositive

Welke vorm van venir hoort bij JE?
A
viens
B
viennent
C
vient
D
venons

Slide 7 - Quiz

Welke vorm van venir hoort bij ELLE?
A
viens
B
vient
C
venons
D
viennent

Slide 8 - Quiz

Vertaal: zij komen
A
ils viennent
B
elles viennent
C
elle viennent
D
ils vennent

Slide 9 - Quiz

Vertaal: wij komen
A
vous venez
B
nous venons
C
ils viennent
D
elles viennent

Slide 10 - Quiz

Venir - passé composé
Nederlands
Frans
Ik ben gekomen
Je suis venu(e)
Jij bent gekomen
Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen
Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen
Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U bent gekomen
Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen
Ils sont venus / Elles sont venues
Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Slide 11 - Diapositive

Vertaal in het Frans: zij is gekomen
A
Elle est venu
B
Il est venu
C
Elle est venue
D
Tu es venu

Slide 12 - Quiz

Vertaal in het Frans: Wij zijn gekomen
A
Nous avons venu
B
Nous sommes venu
C
Nous avons venu(e)s
D
Nous sommes venu(e)s

Slide 13 - Quiz

Vertaal in het Frans: Suzanne en Julie zijn teruggekomen
A
S et J sont venues
B
S et J sont revenues
C
S et J sont devenues

Slide 14 - Quiz

Venir - Imparfait / Verleden tijd
(receptief leren, dus herkennen!)
Nederlands
Frans
Ik kwam
Je venais
Jij kwam
Tu venais
Hij /Zij /Men kwam
Il / Elle / On venait
Wij kwamen
Nous venions
Jullie kwamen /U kwam
Vous veniez
Zij kwamen
Ils / Elles venaient

Slide 15 - Diapositive

Vertaal in het Frans: U kwam
A
on venait
B
tu venais
C
nous venions
D
vous veniez

Slide 16 - Quiz

Vertaal in het Frans: Ik kwam
A
je venais
B
tu venais
C
il venait
D
on venait

Slide 17 - Quiz

Let op de tijd en vertaal in het Frans: wij komen
A
nous sommes venus
B
nous sommes venu
C
nous venons
D
nous venions

Slide 18 - Quiz

Let op de tijd en vertaal in het Frans: zij zijn gekomen
A
ils viennent
B
elles venaient
C
ils sont venus
D
elles sont venues

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
zij komt met de métro
A
elle vient en métro
B
elle est venue en métro
C
elle venait en métro

Slide 20 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
jij kwam te laat
A
tu viens en retard
B
tu venais en retard
C
tu es venu en retard

Slide 21 - Quiz

le futur simple (receptief dus kunnen herkennen)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Parler
*je werkt straks in 2-tallen
*één van de twee draait zich om en pakt een blaadje en een potlood/kleurtjes
*de ander krijgt een plaatje te zien. Dit beschrijf je in het Frans (in ongeveer 5 minuten) en de ander tekent wat er wordt omschreven
* na 5 minuten mag je het plaatje bekijken? Is het gelukt? 
* draai vervolgens de rollen om met een nieuw plaatje

Slide 24 - Diapositive

Au travail!

* oefen nog eens met het werkwoord (re-/de-/venir) op www.verbuga.eu
* ga aan de slag met de opdrachten van de studiewijzer
* oefen Slim stampen
* travaille bien!

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive