ABR7 10.09.2024

• Anders
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

09.09.2024

Planning

• Terugblik
• 1.14
• 1.15
• Herhaling!?
• Afsluiting

Terugblik

• Bespreken HW
• 1.12: opdr. 91, 92, 93, 94, 95, 96, 98, 99
• Herhaling 1.11 (video)

1.14

• Wat vind jij goede buren?  

1.14

Nieuwe woorden:

- passen op (oppassen)

- de verjaardag

- het gesprek, de gesprekken

- vier (vieren)

- de uitnodiging

- de leeftijd

1.14

- overmorgen

- boos

- stil

- moe

- last hebben van

- hard

- zacht, zachter 

- de gast, de gasten

1.14

• Samen luisteren (105)
• Maak opdr. 106/107/108/109
• Bespreken
• Lees de tekst (110) en oefen samen het gesprek.

1.14

• Maak in tweetallen opdracht 111 en 112
• Oefen in tweetallen (werkblad)
• Bespreken
• Klassikaal 113

1.14

• Maak tweetallen
• Oefen samen met de klemtoon (werkblad 1.14a)
• Maak nieuwe tweetallen
• Oefen samen het dictee

114

• Bespreek samen (117, 118, 119)

1.15

• In 1.8/1.9 heb je geleerd dat er woorden zijn waarmee je informatie kan geven over iets. 
• Voorbeeld?
• Bekijk de video van 1.15

1.15

In het kort (herhaling 

• Vergelijking
• meestal -er achter het woord (groot --> groter)
• Laatste letter r? --> -der achter het woord (lekker --> lekkerder)
• Sommige woorden zijn onregelmatig 
• rood - roder - meest rood 
• moe - meer moe - het moest 
• goed - beter - best
• Kijktip: juf M ''trappen van vergelijking''

1.15

• Als je twee personen of dingen wilt vergelijken:
• Je gebruikt vaak het woord ''dan''
• Voorbeeld: 
• Ik vind thee lekkerder dan koffie.
• Een vliegtuig is sneller dan een auto. 
• Is er geen verschil? Dan gebruik je het woord ''even''.
• Ik vind rozen en tulpen even mooi.
• Zeynep en Melda zijn even lang. 

gek

1. gekker
2. gekkerder
3. geker

raar

1. raarer
2. rarder
3. raarder

veel

1. veler
2. meer
3. meerder
4. veeler

boos

1. booser
2. bozer
3. boozer
4. boosder

ver

1. verder
2. verer
3. verrer
4. veerder

duur

1. durer
2. duurer
3. durder
4. duurder

lelijk

1. lelijker
2. lelijkder
3. lelijkerder

weinig

1. weinigder
2. weiniger
3. minder
4. minderder

goed

1. beter
2. beterder
3. goeder
4. goederder

1.15

• Bekijk de tekst van 120 (blz. 42)
• Onderstreep de 9 woorden die dingen vergelijken. 
• Bespreken

1.15

• Maak tweetallen.
• Praat samen (opdr. 123)
• Pak werkblad 1.15a
• Maak zinnen met de woorden. Kijk goed naar het voorbeeld.
• Bespreken
• Maak samen opdr. 124
• Bespreken 

1.15

• Maak zelfstandig opdr. 125 & 126
• Bespreek je antwoorden met een andere cursist.
• Klassikaal bespreken 

1.15

• Pak een kaartje
• Loop door de klas
• Zoek een cursist die een kaartje heeft die bij jouw kaartje past. 
• Pak een nieuw kaartje. 

1.15

• Maak een groepje van 3 cursisten
• Loop door de school 
• Maak foto's van dezelfde voorwerpen (bijv. 2 verschillende stoelen)
• Maak vergelijkende zinnen (zoals in 1.15)
• Tijd: 25 minuten 

1.15

• Praat samen: opdr. 127 

Dictee

Spel

Woordenbingo