Zinsdeelzinnen

Planning van vandaag:
  • Eerste tien minuten zelfstandig lezen
  • Herhaling samengestelde zinnen/voegwoorden
  • Uitleg zinsdeelzinnen (grammatica hoofdstuk 6)
  • Oefenen met zinsdeelzinnen 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Planning van vandaag:
  • Eerste tien minuten zelfstandig lezen
  • Herhaling samengestelde zinnen/voegwoorden
  • Uitleg zinsdeelzinnen (grammatica hoofdstuk 6)
  • Oefenen met zinsdeelzinnen 

Slide 1 - Diapositive

Zinsdeelzinnen

Slide 2 - Diapositive

Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm.
Een samengestelde zin heeft er twee (of meer).

Slide 3 - Diapositive

Hoofdzin
1. Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar. Er passen (bijna) nooit andere zinsdelen tussen.
2. De persoonsvorm staat voor in de zin als eerste of tweede zinsdeel.
Tip: Als je een vraagzin van de hele zin maakt, komt de hoofdzin vooraan te staan. (Natuurlijk alleen in gevallen van hoofdzin/bijzin)

Slide 4 - Diapositive

Bijzin
1. Tussen persoonsvorm en onderwerp kunnen wel andere zinsdelen staan, bijvoorbeeld het woordje 'niet'.
2. De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld 1
Ik zit op de fiets en ik eet een lekker ijsje.
Dit is een samengestelde zin uit twee hoofdzinnen. Je ziet dat de persoonsvorm en het onderwerp in beide zinnen naast elkaar staan. Ook kan het woordje 'niet' niet tussen PV en O gezet worden.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld 2
Als ik op de fiets zit, eet ik graag een lekker ijsje.
Dit is een samengestelde zin die uit een hoofdzin en een bijzin bestaat. In de hoofdzin staan PV en O naast elkaar en het woordje 'niet' kan daar niet tussen gezet worden. Bij de bijzin staat er een zinsdeel tussen de PV en het O. Als je een vraagzin van deze zin zou maken, dan komt de hoofdzin vooraan te staan.

Slide 7 - Diapositive

Vragen:
Als ik op de fiets zit, eet ik graag een lekker ijsje.

1. Welk deel van deze zin is volgens jou de bijzin?
2. Noem het zinsdeel dat tussen de PV en het O staat in de bijzin.
3. Maak een vraagzin van deze zin.

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn de pv's?
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.

Slide 9 - Question ouverte

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
Nevenschikkend (hz+hz)
B
Onderschikkend (hz+bz)

Slide 10 - Quiz

Als ik jou was, zou ik zeker op tijd komen voor de eerste bijles van de wiskundedocent.
A
hz+hz
B
hz+bz
C
bz+hz

Slide 11 - Quiz

Maak deze samengestelde zin af:
Volgend jaar gaat de zus van Tygo naar de hogere hotelschool, maar ...

Slide 12 - Question ouverte

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 13 - Diapositive

Ontleed de volgende zin:
Volgens       Naomi           zullen            de wiskundeopdrachten          voor         mij te           moeilijk           zijn. 

Slide 14 - Diapositive

Ontleed de volgende zin:
Dj        Martin         Garrix         geeft       in de         Rai         een             show         voor alle           leeftijden. 

Slide 15 - Diapositive

Zinsdeelzinnen
Zinsdeelzinnen kunnen de vorm van verschillende zinsdelen aannemen:
o-zin
lv-zin
mv-zin
bwb-zin

Slide 16 - Diapositive

Kijk naar het volgende voorbeeld:
1. Die persoon hoort The Voice te winnen.
In zin 1 is het onderwerp: Die persoon.
2. Iemand die zo'n talent heeft, hoort The Voice te winnen.
In zin 2 is het onderwerp lastiger te vinden. 
Wie hoort The Voice te winnen? Iemand die zo'n talent heeft.
Dus o-zin. (Het onderwerp heeft de vorm van een zin aangenomen.)

Slide 17 - Diapositive

Hoe pak je dit nu aan?
Stap 1: Zoek de bijzin.
Stap 2: Vervang de bijzin door een woord of woordgroep.
Stap 3: Ontleed de zin en bepaal het zinsdeel van het woord of de woordgroep.
Stap 4: De bijzin is hetzelfde zinsdeel als het ingevulde woord of de woordgroep.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld:
Wie zich heeft aangemeld, wordt zaterdag verwacht.
Stap 1: Bijzin is 'Wie zich heeft aangemeld'
Stap 2: Vervang de bijzin door een woord of woordgroep.
Peter wordt zaterdag verwacht.
Stap 3: Ontleed de zin. Peter = onderwerp
Stap 4: De bijzin is onderwerpzin.

Slide 19 - Diapositive

Even oefenen
  • Wie meedoen met het voetbaltoernooi mogen eerder weg.
  • Wat is de bijzin?
  • Wie meedoen met het voetbaltoernooi mogen eerder weg.

  • Door welk(e) woord(en) zou je de bijzin kunnen vervangen?
  • Welke functie hebben deze woorden in de zin?
    ow-lv-mv-bwb


Slide 20 - Diapositive

Vragen?

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag!
Opdracht 1 (grammatica H6) maken we samen. 

Hierna werk je zelfstandig verder aan opdr. 2 t/m 4
óf
je kijkt je huiswerk van hoofdstuk 5 na (als je in je schrift gewerkt hebt). 

Slide 22 - Diapositive