Voorbereiding Toets 3

• Didactiek
• MBO
• Studiejaar 1

Voorbereiding Toets 3

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Wordt er voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?

1. Ja
2. Nee

Een turnster werkt haar oefening af en wacht op haar score. De jury waardeert haar turnoefening op de technische uitvoering.
Van welke vorm van evalueren is hier sprake?

1. kwalitatieve product evaluatie
2. Kwantitatieve product evaluatie
3. Proces evaluatie
4. Alle antwoorden zijn juist

Welke van de volgende vragen heeft NIETS te maken met evalueren?

1. Heb ik de beginsituatie goed ingeschat
2. Heb ik mijn doel behaald
3. Wat zijn de motorische vaardigheden van de groep?
4. Waren de bewegingsvormen juist gekozen?

Welke tip is bruikbaar bij het evalueren van jezelf als lesgever?

1. Schrijf alles goed op, dan kun je op elk moment evalueren
3. Evalueren is voor watjes
4. Wacht niet te lang met evalueren: zo snel mogelijk na de les

Welke functie van evalueren wordt bedoeld in de situatie waarin de sportbegeleider de feedback van de deelnemers gebruikt om persoonlijke verbeterpunten vast te stellen?

1. Reflectie op je eigen functioneren
2. Reflectie op lesdoel
3. Reflectie op bewegingsvormen
4. Reflecteren

Open en gesloten didactische werkvormen kun je vormgeven aan de hand van een vijftal punten.

Welk punt hoort daar NIET bij?

1. Het materiaal
2. De technische uitvoering
3. Tijd
4. Ruimte

Alle deelnemers voeren dezelfde oefening uit op hetzelfde niveau. Eén student mag een moeilijkere oefening doen. Welke vorm is dit?

1. Basisvorm
2. Herhalingsvorm
3. Uitbreidingsvorm
4. Uit vorm

Wat zijn de voordelen van vrij werken voor de deelnemers?

Let op! DRIE antwoorden zijn juist.

1. Ze kunnen op eigen niveau werken
2. Het bevordert de zelfstandigheid
3. Het bevordert de creativiteit
4. Intensiteit vergoot

Wat zijn voordelen van de deelmethode?

Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.

1. Er is minder kans op blessures.
2. De bewegingsvormen zijn direct herkenbaar voor de SB-deelnemers.
3. Er zijn veel correctiemogelijkheden
4. De bewegingsvormen zijn betekenisvol.

Welke stellingen met betrekking tot differentiatie zijn goed?

Stelling I: Inhoudelijke differentiatie wordt ook wel differentiatie op leervoorstel niveau genoemd.

Stelling II: Het balanceervlak hoger maken is een voorbeeld van differentiëren op arrangementsniveau.

1. Stelling I is alleen goed
2. Stelling II is alleen goed
3. Beide stellingen zijn onjuist
4. Beide stellingen zijn juist

Welke eis hoort bij het doel 'Optimale spanning tussen inblijven en uit gemaakt (getikt) worden', die je wilt bereiken met je bewegingsvorm?

1. Concentratieboog
2. Belevingswaarde
3. Arbeidscurve
4. Inspanningscurve

Welke stelling is juist en/of onjuist?

Stelling 1: Bij productevaluatie kijk je als lesgever naar de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen.

Stelling 2: Bij procesevaluatie kijkt de lesgever naar de mate waarin de doelstellingen van de les bereikt zijn.

1. Stelling 1 is juist
2. Stelling 2 is juist
3. Stelling 1 en 2 zijn onjuist
4. Beide stellingen zijn juist

Welke instructie is een tactiele instructie?

1. De lesgever helpt de deelnemer door een voorbeeld te laten zien
2. De lesgever helpt de deelnemer door uitleg te geven over de oefening
3. De lesgever helpt de deelnemer bij het uitvoeren van de beweging door hem vast te pakken en zó de beweging te begeleiden
4. De lesgever helpt de deelnemer niet.

Wat wordt bedoeld met 'er moet voldoende afwisseling in de les zijn'?

1. Verhouding arbeid - rust
2. Basketballen met een tennisbal
3. Verhouding concentratie en ontspanning
4. Zoveel mogelijk verschillende bewegingsvormen

'Vorm van zelfontdekking' is een didactische werkvorm waarbij je uitgaat van .......

1. Wijze van aanbieden
2. Open - Gesloten
3. Organisatorisch

Een veel gekozen manier om te differentiëren is het BHU-model. Dit staat voor:

1. Beheersbaar - Herhalingsvorm - Uitbreidingsvormen
2. Basisvormen - Herkenbare vormen - Uithoudingsvorm
3. Beheersbaar - Herkenbare - Uitbreidingsvormen
4. Basisvormen - Herhalingsvormen - Uitbreidingsvormen

Alle deelnemers voeren dezelfde oefening uit op hetzelfde niveau.
Welke vorm is dit?

1. Basisvorm
2. Uitbreidingsvorm
3. Herhalingsvorm
4. Alle vormen

Een praktijkvoorbeeld.
Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?

1. Ja
2. Nee

Het thema 'bewegingsvormen' valt onder de welke didactische sleutelvraag..?

1. Waar moet ik beginnen?
2. Wat wil ik bereiken?
3. Hoe ga ik de les geven?
4. Heb ik mijn doel bereikt?

Klaar voor de toets?

JA

NEE