H7.2

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

IJsbreker

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?

De afspraken

Hoofdstuk 7 Twee voor een tientje gaat over WINKELS, BOODSCHAPPEN DOEN EN WINKELEN. De

cursist krijgt 7 teksten te horen en 2 te lezen. De volgende TAALWIJZERS komen in het werkboek aan

bod:

Grammatica

Deze en die

Mooi-mooier

Werkwoorden: Ik heb gebeld

Begrippen

Plus en min

Minder en meer

Procent

De volgende KLANKEN worden geoefend: /d/, /z/, /m/, /n/, /ei/, /ui/, /k/, /g/.

Tot slot: Hoofdstuk 7 Twee voor een tientje sluit af met een video die met de groep wordt behandeld.

De doelen van dit hoofdstuk: 

Twee voor een tientje

Je kent de woorden van de les.

Je kunt de woorden gebruiken in zinnen.

Je kunt over jezelf vertellen en je mening geven.

Je hebt de opdrachten van de les begrepen en goed gemaakt.

De doelen van de les: 

de boodschappen

heleboel

de personen

de winkel

de openingstijden

dichtgaan

gesloten

sluiten

De woorden van deze les.

Ken je al deze woorden?

Kun je ze  gebruiken in een zin?

de supermarkt

plus

min

minder

meer

De boodschappen

Intro: vragen op bladzijde 171

Lees de tekst goed.

Zijn de zinnen waar of niet waar.

de openingstijden

Maak de online opdrachten bij les 2.

Luister naar de luistertekst.

Plus en min

Taalwijzer bladzijde 173

Taalwijzer bladzijde 174

Wat wil jij?

minder huiswerk

meer huiswerk

Wat wil jij?

minder vakantie

meer vakantie

Wat wil jij?

minder eten

meer eten

Wat wil jij?

minder geld

meer geld

Wat wil jij?

minder kinderen in de klas

meer kinderen in de klas

Hoeveel woorden leer je per dag?
Gebruik: een stuk of
ongeveer

Hoeveel woorden ken je nu?
Gebruik: een stuk of
ongeveer

Hoeveel docenten werken op deze school?

Hoeveel mensen wonen er in Nederland?

Maak de opdrachten van deze bladzijde.

Ga verder met de online opdrachten van les 2.

bladzijde 176

Maak de online opdrachten 

Heb je de doelen behaald?

Je kent de woorden van de les.

Je kunt de woorden gebruiken in zinnen.

Je kunt over jezelf vertellen en je mening geven.

Je hebt de opdrachten van de les begrepen en goed gemaakt.

Hoe ging de les?

De doelen van de les: 

Huiswerk: 

Maak de online opdrachten.

Lees de les nog een keer door.

Maak de opdrachten af.

IJsbreker