27-1 STRAATTAAL EN DIALECT

STRAATTAAL & DIALECT
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

STRAATTAAL & DIALECT

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect  met elkaar te maken hebben.
  • Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
  • Je vergroot je kennis over straattaal  en dialect.
basisvaardigheid
taal:
- taalverzorging

Slide 2 - Diapositive

Taalvormen
*Standaardtaal: Algemeen Nederlands/Standaard Nederlands
*Varianten op de standaardtaal:

Dialect (gekenmerkt door accenten)
Straattaal

Slide 3 - Diapositive

Standaardnederlands
Standaardnederlands =  Algemeen Nederlands

- gestandaardiseerde variant van het Nederlands 
- wordt onderwezen op scholen
- gebruikt door autoriteiten en media in Nederland. 
- formele en correcte vorm van de taal, 
- bedoeld om communicatie te vergemakkelijken
           * door regionale dialecten en variaties te minimaliseren.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

   Achtergrond 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Achtergrond

Straattaal is een zelfgemaakte taal vol:
- afkortingen in sms- en apptaal, 
- woorden uit de hiphop en 
- leentermen uit het Marokkaans, Turks, Engels en Surinaams. 
In Nederland is de basistaal Nederlands. 
Er wordt gespeeld met lidwoorden, toon, tempo en volume. 


Slide 8 - Diapositive

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • Het is een codetaal.     
  • Het zorgt voor verbondenheid, maar kan ook mensen uitsluiten.
  • Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort.
  • Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels ->       heeft een hoog 'do it yourself' gehalte.
  • Boodschap hoeft niet letterlijk onder woorden                                                 gebracht te worden -> én toch is het verband/                                                       de relatie helder.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

De Nederlandse taal(vormen)

Nederlandse taal = 
ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.

Er is niet één soort Nederlands dat door iedereen gesproken wordt.  
Daarnaast zijn er allerlei dialectvormen 

en jongerentaal -> straattaal.


Slide 11 - Diapositive

Wat is belangrijk bij een taalvorm?
  • Het bepalen van de betekenis.
  • Wat is de bedoeling van de spreker?
  • Kennis van de wereld.
  • De inhoud.
  • De sociale relaties tussen taalgebruikers.
  • Passend bij sociale omstandigheden. 

Slide 12 - Diapositive

Overeenkomsten straattaal & dialect(en)

  • Beide zijn varianten binnen het standaard Nederlands.
  • Wordt naast het Nederlands gebruikt -> dus ook taalvaardig in het Nederlands.
  • Beide zijn een typische 'in-group' spreekstijl' -> onderling kunnen ze elkaar goed verstaan.
  • Verschillen in regio's of groepen -> veel variatie en verandering.
  • Associatie met individuen of groepen met een lage sociale status.
  • Verbondenheid en groepsgevoel.
  • Stoerheid (straattaal) & gezelligheid (dialecten).
  • Kan nadelig zijn voor een succesvolle maatschappelijke carrière -> niet algemeen geaccepteerde norm.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Opdracht 

Schrijf de tekst van de volgende slide in het standaard Nederlands. 


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Als je het even niet weet



Weet je de betekenis van straattaalwoorden niet? Het straatwoordenboek kan je helpen. Er staan 8889 termen inclusief betekenis in de database, en dit aantal groeit iedere dag!

https://straatwoordenboek.nl/


Slide 17 - Diapositive

aan de slag
maken:

cursus 4, paragraaf 1, opdracht 1 t/m 3

= huiswerk voor maandag 3 februari, blok 7

Slide 18 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect  met elkaar te maken hebben.
  • Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
  • Je vergroot je kennis over straattaal  en dialect.
basisvaardigheid
taal:
- taalverzorging

Slide 19 - Diapositive