Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
.
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je al?
Wat is de persoonsvorm?
Hoe vind je de persoonsvorm?
Wat is een zinsdeel?
Hoe vind je een zinsdeel?
Slide 2 - Diapositive
Wat weet je al?
Wat is de persoonsvorm?
Hoe vind je de persoonsvorm?
Wat is een zinsdeel?
Hoe vind je een zinsdeel?
Slide 3 - Diapositive
Wat is altijd een persoonsvorm?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 4 - Quiz
Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?
Slide 5 - Question ouverte
Zet deze zin in een andere tijd: We hebben een taart gemaakt.
Slide 6 - Question ouverte
Verander het aantal in deze zin: We hebben een taart gemaakt.
Ik.....
Slide 7 - Question ouverte
Maak een vraagzin van deze zin: We hebben een taart gemaakt.
Slide 8 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm? Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 9 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Houd eens je mond!
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
Slide 10 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Waarom wandelt hij niet graag?
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 11 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
In zijn broek heeft Robin een scheur.
A
zijn
B
Robin
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 12 - Quiz
Wat is de persoonsvorm? De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.
Slide 13 - Question ouverte
Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Stappenplan
Slide 16 - Diapositive
Zet de zin in een andere volgorde:
Sommige mensen zeuren de hele dag zonder reden.
Slide 17 - Diapositive
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen? De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Is de zin juist verdeeld in zinsdelen? Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.
Slide 20 - Question de remorquage
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal
Slide 21 - Question de remorquage
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school
Slide 22 - Question de remorquage
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. Zet eerst de pv in vak 2 en begin dan vooraan en werk in volgorde van links naar rechts. Zet woorden die bij elkaar horen in hetzelfde vak.