Brückenschlag 1 der/die/das bezit.vnw.

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

"geslacht" van het zelfstandig naamwoord

der die of das.....

"der"

1. mannelijke personen of dieren (der Mann, der Stier)
   
2. Dagen maanden jaargetijden en de windrichtingen (der Montag, der Sommer, der Januar, der Osten
   
3. stammen van werkwoorden (der Beginn, der Besuch)
   

"die"

1. vrouwelijke personen of dieren
2. de meeste woorden die op -e eindigen
3. - heit ung keit schaft ur ei dikion tät
4. meervoud!
5. getallen

"das"

• "het" woorden
• verkleinwoorden ( das Mädchen das Buchlein)

de vader

1. der Vater
2. das Vater

de school

1. der Schule
2. die Schule
3. das Schule

de kinderen

1. die Kinder
2. das Kinder

Ihr habt ... Computerspiel vergessen!

1. der
2. das
3. die

de leeuw: ...Löwe

1. das
2. der
3. die

der krant: ... Zeitung

1. der
2. die
3. das

de herfst: ... Herbst

1. der
2. die
3. das

eerste regel?!

Ik begrijp de regels van het geslacht

😒🙁😐🙂😃

mijn

jouw

zijn

haar

ons onze

jullie

hun

uw

mein-

dein-

sein-

ihr-

unser-

euer- eur-

ihr-

Ihr-

even samenvatten..

• bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan
• staat op de plaats van het lidwoord
• gedraagt zich hetzelfde als het onbep. lidwoord ein
• krijgt bij vrouwelijk en meervoud een -e
• mein Vater, deine Mutter, sein Kind, unsere Eltern

mijn vader

1. meine Vater
2. mein Vater

jouw school

1. deine Schule
2. dein Schule

uw kinderen

1. ihre Kinder
2. ihr Kinder
3. Ihr Kinder
4. Ihre Kinder

zijn huis

1. seine Haus
2. sein Haus

ons onderwerp

1. unsere Thema
2. unser Thema

jullie lerares

1. euer Lehrerin
2. eure Lehrerin

Ik weet wanneer er een extra -e achter het bezittelijk voornaamwoord komt

1. ja
2. nein
3. manchmal

Bezittelijk voornaamwoord

Ik ken deze woorden

Ik ken de woorden niet maar kan het wel toepassen

Ik ken woorden maar vind het toepassen lastig

Ik ken ze niet en kan het ook niet