Se présenter jezelf voorstellen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Se présenter

- Vous allez faire une vidéo

- Groeten

- Naam

- Leeftijd

- Familie

- Uiterlijk

Groeten

[bon-zjoer]

[sá-lú]

[Tjen]

Tu te présentes

Je m'appelle betekent

1. Ik heet
2. Hij heet
3. Zij heet
4. Wij heten

Wat zou het werkwoord 'appelle' (appeller) betekenen?

1. Noemen
2. Zijn
3. Heten
4. Worden

Je suis betekent

1. Wij zijn
2. Hij heet
3. Ik ben
4. Zij is

Hoe zeg je in het Frans hoe je heet?

1. Je m'appelle...........
2. J'appelle ........
3. Mon nom est.............
4. Mon nom appelle

Hoe zeg je in het Frans dat je een zusje hebt?

1. J'ai un petit soeur
2. J'ai une soeur
3. J'ai un soeur
4. j'ai une petite soeur

Tu te présentes

Ik heet --> Je m'appelle

Jij heet --> Tu t'appelle

Zij heet --> Elle s'appelle

Hij heet --> Ils s'appelle

Zus/zusje/broer/broertje

Ik heb een zus	J'ai une soeur
Ik heb een zusje	J'ai une petite soeur
Ik heb een broer	J'ai un frère
Ik heb een broertje	J'ai un petit frère
Ik heb twee broers en een zusje	J'ai deux frères et une petite soeur

Ik ben de oudste/jongste

- Je suis l'aîné [leh-nee]

- Je suis le cadet [kaade]

- Je suis la cadette [la kadet]

Uiterlijk

Ik heb blauwe ogen	J'ai les yeux bleus.
Ik heb bruine haren.	J'ai les cheveux bruns.
Ik heb korte/lange haren	J'ai les cheveux courts/ longs.
Ik ben 1 meter 60	Je suis un mètre soixante.

Ik heet Christophe

Ik ben 17 jaar

Hij is de jongste

Ik heb groene ogen

We zijn met vijf thuis.

Je m'appelle Christophe

J'ai dix-sept ans

Il est le cadet

J'ai les yeux verts

Nous sommes cinq

Hoe vraag je in het Frans hoe iemand heet?

1. Comment ça va?
2. Comment tu t'appelles?
3. Quel âge as tu?
4. Tu aimes voyager?

Hoe zeg je in het Frans:

Waar woon je?

1. Comment tu t’appelles?
2. Vous pouvez répéter?
3. Où est l'arrêt?
4. Où habites-tu?

Comment tu t'appelles?

Tu es français?

Tu habites où?

Tu habites dans une ville ou un village?

J'habite dans une ville.

Je m'appelle Thomas.

Non, je suis néerlandais.

J'habite à Utrecht.

Vul voor je zelf de nationaliteit in;
Je suis ......

Vul voor jezelf in:
J'ai..... ans

Hoe zeg je "goedemorgen" in het Frans?

1. Bonne chance
2. Beaucoup
3. Bonne nuit
4. Bonjour

Wat kun je NIET zeggen als je iemand gedag zegt?

1. Bon appétit!
2. Bonjour!
3. Salut!
4. A tout à l'heure

Wat betekent "bienvenue" in het Nederlands?

1. Welkom
2. Goedenavond
3. Tot ziens
4. Tot morgen

tot ziens =

1. à demain
2. au revoir
3. bonjour
4. salut

Welke hoort er niet bij?

1. Salut
2. Bonjour
3. Bonsoir
4. A demain

begroeting

afscheid

bonjour

au revoir

cher

amitiés

grosses bises

salut

Welke vraag is er aan dit poppetje gesteld?

1. Tu aimes la pizza?
2. Tu habites où?
3. Comment ça va?
4. Comment tu t'appelles?