Vmbo onderbouw comparatives & superlatives

Comparatives & superlatives
RECAP of the COMPARISONS 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Comparatives & superlatives
RECAP of the COMPARISONS 

Slide 1 - Diapositive

Degrees of comparison 
De trappen van vergelijking
Today's goals about comparatives and superlatives:

´I know about the different rules and exceptions´ 
´I can apply the different rules and exceptions´

Slide 2 - Diapositive

Comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 3 - Diapositive

Comparatives and superlatives
Woorden van 1 lettergreep:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 4 - Diapositive

Comparatives and superlatives
1.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e,
gebruik dan -r en -st.
large
larger
largest
Spellingsregels:

2.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker + y,
gebruik dan -ier en -iest.
happy
happier
happiest

Slide 5 - Diapositive

Comparatives and superlatives
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 6 - Diapositive

Comparatives and superlatives
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Comparative: more
- Superlative: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 7 - Diapositive

Comparatives and superlatives
famous
more famous
most famous
Uitzonderingen op de regel: 
boring
more boring
most boring

Slide 8 - Diapositive

Comparatives and superlatives
good/well
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad/ill
worse
worst
much/many
little
more
less
most
least

Slide 9 - Diapositive

Comparatives and superlatives
Exceptions/ uitzonderingen 
good/well - better - best 
bad/ill - worse - worst 
little - less - least 
much/many - more - most 
far - further - furthest


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

This flower is (beautiful)
... than that one.

Slide 12 - Question ouverte

A holiday by the sea is (good) ...
than a holiday in the mountains.

Slide 13 - Question ouverte

This is the (interesting) ....
book I have ever read.

Slide 14 - Question ouverte

Als je 3 lettergrepen in het woord ziet staan. (Beautiful bijvoorbeeld).
A
Dan gebruik je: More of Most
B
Dan zet je: -er of -est erachter.

Slide 15 - Quiz

Als je het woordje: (big) gebruikt.
A
dan doe je er: -er of -est erachter
B
dan zorg je dat de klank hetzelfde blijft, en verdubbel je de laatste letter (dus bigger/biggest)

Slide 16 - Quiz

My house is (big) ...
than yours.

Slide 17 - Question ouverte

Who is the (rich) ...
woman on earth?

Slide 18 - Question ouverte

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 19 - Quiz

What is your ... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 20 - Quiz

The ... (little) you can do is study for the tests.
A
leasest
B
least
C
littlest
D
less

Slide 21 - Quiz

Als het woord al eindigt op een: -e
A
Dan doe je er nog een e achter: (largeer, of largeest)
B
Dan zorg je dat het woord eindigt op: -er en -est. (larger of largest)

Slide 22 - Quiz

The weather this summer is even (bad)
... than last summer.

Slide 23 - Question ouverte

The .... (intelligent) students are in this class !

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Lien

Reminder!
Study for your upcoming test File 2

Slide 28 - Diapositive