H2.4 Cellen

• Biologie
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Cellen

H2.3 voor mavo

H2.4 voor havo

Vandaag

Herhalen vorige les (10 minuten)

Huiswerk bespreken (15 minuten)

Uitleg basisstof 4: Cellen (20 minuten)

Filmpje over cellen (5 min)

Zelfstandig werken (20 minuten)

Afsluiting (10 minuten)

Leerdoelen

• Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

• Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
  

Opperhuidcellen

Cellen met bladgroen

Nerf

Huidmondjes

Long

Hart

Lever

Maag

Dikke darm

Dunne darm

Organisatie niveaus van klein naar groot

Cellen

Weefsels

Organen

Orgaanstelsels

Oganisme

Schrijf op en leg de volgende begrippen uit

Cambium

Huidmondje

Opperhuid

Weefsel

Tussencelstof

Jaarring

Dierlijke Cellen

Cellen van dieren bevatten een dikke vloeistof: cytoplasma (water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes)

Daaromheen zit een dun vlies: celmembraan (vetten en eiwitten)

In het cytoplasma ligt het regelcentrum van de cel: de celkern

Kern bevat kernplasma en is omgeven door een membraan: het kernmembraan

Dierlijke Cellen

Niet alles kan door het celmembraan heen (glucose niet, zuurstof wel). Voor sommige stoffen zitten er speciale eiwitten in het celmembraan. 

Nuttige stoffen worden opgenomen, afvalstoffen kunnen naar buiten

Plantaardige 

Cellen

Hebben meer Celorganellen:

• Vacuole: blaasje gevuld met vocht, opslag van stoffen en stevigheid
• Plastiden: korrels met speciale functie
  (bladgroenkorrels, kleurstofkorrels, zetmeelkorrels)
• Celwand: laag om celmembraan, zorgt voor stevigheid. Is eigenlijk geen onderdeel van de cel maar tussencelstof!

Plastiden

• Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
• Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
• Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel

Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!

Celorganellen

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen (Cel & orgaan)

Bijvoorbeeld: celkern, vacuole, plastiden

Wat is waar?

1. Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
2. Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
3. Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
4. Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Deze cel heeft een celkern en een celwand. Wat voor cel kan het zijn?

1. dierlijke cel
2. plantaardige cel
3. prokaryote cel
4. virus cel

Welke cel heeft cytoplasma?

1. Plantaardige cel
2. Dierlijke cel
3. Plantaardige en dierlijke cellen
4. Geen van beiden

Welke cel heeft bladgroenkorrels?

1. Plantaardige cel
2. Dierlijke cel
3. Plantaardige en dierlijke cellen
4. Schimmelcel

Zelf werken

Hoe? -> Zelfstandig, in stilte (stoplicht op rood)

Hoe lang? -> 20 minuten
Wat? -> Opdracht 1 t/m 8 + filmpje op Malmberg over cellen

Hulp? -> Handboek, online boek, begrippenlijst
Klaar? -> Ga alvast aan de slag met je begrippenlijst van de basisstof over cellen

Evaluatie Leerdoelen

• Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

• Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
  

Huiswerk voor volgende week:

- Maken opdracht 4 t/m 10 (online)

- Begrippenlijst basisstof 2.4

HAVO & MAVO/HAVO:

20 december:

- S.O. basisstof 1 t/m 3

Maken vraag 4 t/m 10

Maken begrippenlijst dikgedrukte woorden basisstof 4

MAVO:

20 december:
- S.O. basisstof 1, 2, 3

Maken vraag 6 t/m 10

Begrippenlijst dikgedrukte woorden basisstof 3