2E2D - Thema 2.3 week 9 - herhaling stof grammatica en spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

2E2D - Thema 2.3 week 9 - herhaling stof grammatica en spelling

Spelling

IK WEET:

- wanneer en hoe ik hoofdletters gebruik (H5 Spellingapp) 

- hoe ik meervoudsvormen maak van woorden (H2.2 Spellingapp)

- hoe ik van meerdere woorden een samenstelling maak (H3.1 Spellingapp)

- hoe en wanneer ik leestekens gebruik (H6.1 en 6.2 Spellingapp)

- hoe ik op een correcte manier kan citeren (H6.3 Spellingapp)

Grammatica

IK WEET:

- wat een samengestelde zin is

- wat een enkelvoudige zin is

- wat het verschil is tussen een hoofdzin en een bijzin

- dat zinnen aan elkaar kunnen worden geplakt door voegwoorden

- wat het verschil is tussen een lijdende en bedrijvende zin

- wat de volgende woordsoorten zijn: zelf.nmw, lidwoord, bijv.nmw, zelf.ww, hulp.ww, pers.vnw, bez.vnw, vr.vnw, aanw.vnw

Hoeveel hoofdletters?

mijn vriend erin de vries woont in amsterdam. hij zit op spinoza20first en gaat van maandag tot en met vrijdag naar school. erin speelt drie keer per week voetbal bij quick‘20. hij mag in juni zelfs een keer op proef bij ajax. daar zullen zijn rotterdamse vrienden wat minder blij mee zijn.

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. Januari
2. januari

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. Kerstcadeau
2. kerstcadeau

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. Pasen
2. pasen

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. intertoys
2. Intertoys

Hoofdletter of een hoofdletter?

1. Ameland
2. ameland

Hoofdletter of een hoofdletter?

1. Kerstmis
2. kerstmis

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?

1. stef Van leeuwen
2. Stef van Leeuwen
3. stef van Leeuwen
4. Stef Van leeuwen

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. Gucci
2. gucci

Noteer de juiste meervoudsvorm:
visie
pony
video
iPad
shampoo
vakantie

Samenstelling tussen-n:
hond + voer
man + tas
zon + paneel
groente + soep
beer + vel
beer + sterk

Plaats hoofdletters en leestekens:

de hulpdiensten op texel vragen om de volgende spullen dekens lampen opladers en luiers
emma van leer werkt bij de hema want ze spaart voor een skireis naar italië
ik haat pizza maar ik dacht laat ik het maar weer eens proberen
voetballen freerunnen en basketbal zijn de favoriete sporten van emre de wit

Plaats hoofdletters en leestekens:

wil je vanmiddag spelen vraagt max
lisa vraagt aan roos ga je mee stoepkrijten
pas op roept pim

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Hoeveel zinnen zijn hier aan elkaar geplakt?

1. John had het warm, dus hij heeft zijn jas uitgetrokken en daarna is hij de koeling ingedoken.
2. Yigit heeft Snapchat op zijn device en hij is daardoor snel afgeleid.

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Hoofdzin of bijzin?

Voor de vergadering begint, moet iedereen aanwezig zijn.

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.

1. BZ + HZ
2. HZ + HZ
3. HZ + BZ
4. BZ + BZ

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Wie aan mijn vriendje zit, zal ik een waarschuwing geven.

1. BZ + HZ
2. HZ + HZ
3. HZ + BZ
4. BZ + BZ

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...

1. verbindt zinnen of woorden met elkaar.
2. verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
3. zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Wat is GEEN voegwoord?

1. als
2. soms
3. want
4. omdat

Lijdend of bedrijvend: ''Het huis wordt door de man gebouwd."

1. lijdende vorm
2. bedrijvende vorm

Lijdend of bedrijvend?
Hij is naar huis gegaan.

1. lijdend
2. bedrijvend

Lijdend of bedrijvend?
Op school wordt er door ons hard gewerkt.

1. bedrijvend
2. lijdend

Lijdend of bedrijvend?
De fiets wordt door mijn buurman gerepareerd.

1. bedrijvend
2. lijdend

Lijdend of bedrijvend?
Er is gisteren bij hem ingebroken.

1. lijdend
2. bedrijvend

Woordsoorten

zelf.nmw: MeDiPlaDiNa (Mensen, Dieren, Planten, Dingen, Namen) --> auto

lidwoord: de, het, een --> de auto

bijv.nmw: zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Kan voor maar ook achter het zelf.nmw staan --> de rode auto

zelf.ww: belangrijkste werkwoord in een zin. Geeft altijd een handeling/actie aan. Je ziet een plaatje voor je --> voetballen

hulp.ww: biedt hulp aan het zelf.ww (kan nooit alleen in een zin staan) --> wil voetballen

pers.vnw: verwijst naar persoon zonder naam te noemen --> ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun

bez.vnw: staat bijna altijd voor een zelf.nmw. Het zelf.nmw is dan ‘bezit’ van iemand --> mijn, jouw, zijn, haar, ons, onze, hun, uw

vr.vnw: verwijst altijd naar een ding of mens. Staat vaak vooraan in de zin, maar niet altijd --> wie, wiens, wat, wat voor, welke

aanw.vnw: wijst bijna letterlijk iets aan --> die jongen, dit boek, dat, deze, zulk, zulke, diegene, datgene, degene, dergelijke, zo'n

Kunnen jullie jullie stoelen even aanschuiven?

kunnen:
jullie:
jullie:
stoelen:
aanschuiven:

Welke studenten komen dit jaar naar het eindfeest?
Welke:
komen:
dit:
jaar:
het:
eindfeest:

Mo zei dat haar ogen hemelsblauw zijn.
Mo:
haar:
ogen:
hemelsblauw:

Verder oefenen/leren?

In Magister.Me -> studiewijzer Nederlands jaar 2 -> Toets Grammatica en spelling:

- oefentoets 

- overzicht woordsoorten

- overzicht toetsstof (inclusief links naar de presentaties grammatica & spelling)