De gelegenheid maakt de leugenaar (examentekst 2015-II)
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
De gelegenheid maakt de leugenaar (examentekst 2015-II)
Slide 1 - Diapositive
Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid? In alinea 1
A
worden enkele opvallende uitspraken gedaan.
B
wordt de opbouw van de tekst geschetst.
C
wordt een conclusie vooraf getrokken.
D
wordt een samenvatting vooraf gegeven.
Slide 2 - Quiz
In alinea 2 vertelt Aldert Vrij over onderzoek naar technieken om een leugenaar te herkennen. Waaraan herken je een leugenaar? Je kunt een leugenaar vooral herkennen als je let
A
op details
B
op lichaamstaal
C
op non-verbale kenmerken
D
op taalgebruik
Slide 3 - Quiz
Wat is het verband tussen alinea 3 en alinea 4?
A
Alinea 4 is een conclusie bij alinea 3.
B
Alinea 4 is het bewijs van het gestelde in alinea 3.
C
Alinea 4 spreekt het gestelde in alinea 3 tegen.
D
Alinea 4 zwakt het gestelde in alinea 3 af.
Slide 4 - Quiz
In alinea 7 wordt gesproken over een mooie taak voor het onderwijs. Waaruit bestaat die taak volgens Aldert Vrij?
A
de aandacht richten op voorkomen van oneerlijkheid
B
oneerlijke mensen eerlijk maken
C
strenger controleren op oneerlijkheid
D
zorgen dat oneerlijke mensen leren van eerlijke mensen
Slide 5 - Quiz
Hoe kun je de inhoud van de laatste alinea het beste weergeven? De laatste alinea bevat een
A
conclusie en advies.
B
conclusie en tegenstelling.
C
samenvatting en advies.
D
verklaring en voorbeeld.
Slide 6 - Quiz
Aldert Vrij heeft onderzoek gedaan naar technieken om een leugenaar te herkennen (zie alinea 2).
Geef van de volgende uitspraken aan of ze waar of niet waar zijn.
Slide 7 - Diapositive
Uit de manier waarop iemand beweegt, kun je beter opmaken dat iemand liegt dan uit de manier waarop hij praat.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Mensen herkennen een leugenaar beter als ze naar hem luisteren.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Wegkijken en onrustig friemelen zijn kenmerken van liegen.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Een leugenaar gebruikt vaak het woordje ‘ik’
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Een leugenaar vertelt uitgebreid.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Non-verbale kenmerken hangen minder samen met liegen dan verbale kenmerken.