Naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

- Aan het einde van de les, weet ik de voorzetsels zijn in het Duits.

Herhaling in Bookwidgets:

- Naamvallen

- haben und sein

- Leesvaardigheid

Wat is het ''onderwerp'' in het Duits?

Wat is het verschil tussen: het onderwerp en lijdend voorwerp?

Wat gebeurt er bij meewerkend voorwerp?

Herhaling naamvallen

Lijdend voorwerp

Onderwerp

Meewerkend voorwerp

Den Mann

die Frau

das Kind

Der Mann

die Frau

das Kind

Dem Mann

der Frau

Dem Kind

Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Welke voorzetsels krijgen altijd de 3e nv?

Welke voorzetsels krijgen altijd de 4e nv?

De man koopt een boek voor mij.
Wat is het lijdendvoorwerp

1. De man
2. koopt
3. een boek

Hij geeft (aan) het meisje een boek.
Wat is het meewerkend voorwerp

1. het meisje
2. een boek
3. Hij

Even oefenen

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 

3e naamval

4e naamval

Ich gebe mein.. Mutter ein.. Tasche

1. meine / einer
2. meiner / eine
3. meine / eine
4. meinem / einer

Ich habe ein.... Geschenk (o) gekauft.

1. eine
2. ein
3. einem
4. einen

Mustafa und Dagmar sind in d_____ Disko____ (v).

1. die
2. der
3. dem
4. den

Deine Fußballschuhe sind auf d_____ Bett____ !

1. die
2. der
3. dem
4. den