Les 2 - vocabulario vacaciones

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Fragmento de video

 'el casting'

Bekijk het fragment en beantwoord de vragen

0

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.

1. waar
2. niet waar

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Hacer preguntas en español

Gebruik het juiste

vraagwoord

Escribe también las

respuestas

Apunta 5 palabras que MEJOR describen TUS vacaciones.

Los pies

La arena

pantalla

Mano

Playa

abrir

abrazos

Un poco de música

En tres minutos, busca información sobre el cantante Pedro Capo.
 

Apunta la información en español en tu cuaderno 

Antes de escuchar

Traduce las palabras al holandés

Conjuga los verbos en el presente (tegenwoordige tijd) también

iEscuchamos!

Rellena los huecos

La tarea del tema 1

Hacer un cuento en fotos sobre tus vacaciones de verano

Vamos a leer la instrucción en el reader.

Escribir palabras relacionadas a las vacaciones en un mapa mental

Hoe maak je een mindmap?

                      15 minutos para hacer un mindmap en tu cuaderno.

                       Klaar? -> hacer ejercicio 1 p. 9 del reader.

Levanta la mano

Me gustan las clases de español (hasta ahora)

Conozco 10 palabras en español relacionadas a las vacaciones de verano

Sé que es la tarea del tema 1

Los deberes para mañana son ...

Los deberes para la proxima semana

Maakwerk

Maak een mooie mindmap van de woorden in het Spaans die je aan jouw vakantie doen herinneren. Doe dit op het blad dat je van SCAR hebt gekregen. Natuurlijk neem je het ook mee naar de les.

Leerwerk

Vocabulario ''Actividades de verano" S-N uit de reader p. 58 t/m 60

Herhaal de vervoeging van tener, ser en estar in de presente (=tt)