5.5 Impulsgeleiding

Regeling
5.5 Impulsgeleiding
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Regeling
5.5 Impulsgeleiding

Slide 1 - Diapositive

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Question ouverte

Hormonen worden gemaakt door:
A
endocriene klieren
B
exocriene klieren
C
beide soorten klieren

Slide 4 - Quiz

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (er zijn 2 antwoorden goed)
A
Een prikkel is informatie uit de omgeving
B
Een impuls is informatie uit de omgeving
C
Een prikkel is een elektrisch stroompje
D
Een impuls is een elektrisch stroompje

Slide 6 - Quiz

Binas 88A
Receptor
Effector
CZS
Motorische zenuwcel
Sensorische zenuwcel

Slide 7 - Question de remorquage

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt. 

Slide 8 - Diapositive

Impulsgeleiding
Hoe een electrisch signaal van het cellichaam (A) naar de axon uiteinde (B) wordt doorgegeven.
A
B

Slide 9 - Diapositive

Impulsgeleiding is een electrisch signaal. Electriciteit wordt veroorzaakt door het bewegen van geladen deeltjes. In dit geval zijn dit ionen. De binnenkant van de cel is negatief geladen ten opzichte van de buitenkant.
BINAS 88D

Slide 10 - Diapositive

Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen


1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
1. rustfaserustpotentiaal, waarbij het ladingsverschil tussen de binnenkant en buitenkant van de cel -70mV is. 
2. depolarisatiefase -  door prikkels worden ionen door het membraan gelaten waarbij het potentiaal verschil tussen binnen en buiten oploopt tot +30mV
3.  repolarisatie - door nog meer verplaatsing van ionen verandert het potentiaal verschil tussen binnen en buitenkant weer terug naar -70mV
4. hyperpolarisatie - de ion verdeling schiet zelfs evenonder de -70mV
5. herstelfase - de ionen gaan weer naar hun oorspronkelijke positie. tijdens deze periode kan er geen impulsgeleiding plaatsvinden (duurt 1 msec.)
Impulsgeleiding door middel van een actiepotentiaal die opgedeeld kan worden in 5 fasen

Slide 11 - Diapositive

Na+ en K+ poorten
In het membraan van zenuwcellen zitten Natrium en Kalium poorten, deze laten Natrium en Kalium door
Natrium van buiten naar binnen de zenuwcel
Kalium van binnen naar buiten de zenuwcel

Slide 12 - Diapositive

ladingsverschil:
Bij een zenuwcel in rust heeft het cytoplasma een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant van de cel.
Het verschil is +- 70 milivolt.
Dit noemen we het rustpotentiaal.

Slide 13 - Diapositive

Ionen
In het cytoplasma meer K+ ionen.
Buiten cel meer Na+ ionen.
Binnen de cel meer negatief geladen ionen waardoor negatieve lading binnenkant.
actief transport

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Impulsgeleiding kan opgedeeld worden in 5 fasen


1. rustfase
2. depolarisatiefase
3. repolarisatiefase
4. hyperpolarisatie
5. herstelfase
De prikkel die bij de dendrieten binnenkomt moet sterk genoeg zijn om een potentiaal verschil van -50mV te bewerkstelligen. Dit is de drempelwaarde. Lukt dit niet, dan wordt de impuls niet doorgegeven naar het axon. Lukt dit wel dan ontstaat er een actiepotentiaal. (het alles-of-nietsprincipe).

Tijdens de actiepotentiaal ontstaat er altijd eenzelfde impulssterkte (+20mV) . 

Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
Zorgt elke prikkel tot impulsgeleiding? 

Slide 16 - Diapositive

Hoe kan je lichaam dan een sterke prikkel van een zwakke prikkel onderscheiden?
zwakke prikkel - lage impulsfrequentie



Sterke prikkel - hoge impulsfrequentie
impulsfrequentie - het aantal impulsen per tijdseenheid.

Slide 17 - Diapositive

Impulsgeleiding kan nog sneller!
Cel van Schwann maakt een isolerende laag om axon. Hierdoor moet signaal sprongsgewijs worden doorgegeven. dit gaat 50x zo snel als zonder myeline.

Slide 18 - Diapositive

Hoe ziet impulsgeleiding er uit langs het membraan van het axon? 
bestudeer nu de animatie op de volgende  slide

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Je balt je rechtervuist.
Verandert hierdoor de impulssterkte in zenuwcellen in je rechterarm? Licht je antwoord toe.

Slide 21 - Question ouverte

Je balt je rechtervuist.
Verandert hierdoor de impulsfrequentie an de zenuwcellen in je rechter arm? Zo ja, neemt deze dan toe of af.

Slide 22 - Question ouverte

Je steekt in het donker een kaars aan. Wordt hierdoor de impulsfrequentie in de gevoelszenuwcellen van je oogzenuw verhoogd of verlaagd? Licht je antwoord toe.

Slide 23 - Question ouverte

Impulsoverdracht
Hoe een signaal van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel wordt doorgegeven (bij een synaps C).
C

Slide 24 - Diapositive

bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
neuron 1
neuron 2
Wanneer de actiepotentiaal van neuron 1 aankomt bij de synaps zal een stof (neurotransmitter) vrijkomen in de synaptische spleet. Deze neurotransmitter kan binden aan receptoren van neuron 2 en zo een actiepotentiaal in neuron 2 starten (impusoverdracht van neuron 1 naar neuron 2). 

Slide 25 - Diapositive

Neurotransmittermoleculen afkomstig van het axon zijn vrijgelaten in de synaptische spleet. Wanneer kan de doelwitcel een impuls doorgeven
A
Altijd
B
Wanneer alle neurotransmitter-moleculen aan receptoren binden
C
Wanneer de prikkel sterk genoeg is dat de drempelwaarde in de doelwitcel wordt overschreden
D
Nooit

Slide 26 - Quiz

Nabespreken
  • Je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
  • Je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt. 

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk
Leren en maken 5.5

Slide 28 - Diapositive