Les 2 hulpwerkwoord en zelfstandigwerkwoord

Hulp- en zelfstandigwerkwoord
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hulp- en zelfstandigwerkwoord

Slide 1 - Diapositive

Doel
Na deze les weet je wat het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord is.  
Je kan deze werkwoorden ook in de zin benoemen. 

Slide 2 - Diapositive

Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over?
De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.

Slide 3 - Question ouverte

Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over?
Nika heeft haar spreekbeurt over ruimtevaart zorgvuldig kunnen voorbereiden.

Slide 4 - Question ouverte

Theorie
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp ‘doet’, bijvoorbeeld: studeren, tennissen, tuinieren, kwispelen, krijgen of vallen.
Hulpwerkwoorden (hww) komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken; denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en mogen.

Slide 5 - Diapositive

Theorie
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord.
Als in een zin slechts één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat een zelfstandig werkwoord:
– Bij de bakker koop (zww) je lekkere gebakjes.
3. Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
– Bij de bakker kun (hww) je lekkere gebakjes kopen (zww).
– Bij de bakker zou (hww) je lekkere gebakjes kunnen (hww) kopen (zww).





Slide 6 - Diapositive

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is.
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 7 - Question ouverte

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is.
Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.

Slide 8 - Question ouverte

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is.
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 9 - Question ouverte

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is.
De buurvrouw zal echt wel voor je plantjes willen zorgen.

Slide 10 - Question ouverte

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is.
In de nieuwe pizzeria zou Pieter heerlijk gegeten hebben.

Slide 11 - Question ouverte

Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is.
De volgende keer moet Luuk de afwas zorgvuldiger doen.

Slide 12 - Question ouverte

Ik weet wat een hulpwerkwoord en een zelfstandigwerkwoord is en kan dit in een zin aangeven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage