Le lundi 23 janvier (H3c-s04)

BONJOUR H3C et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR H3C et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Enkele afspraken..
- Met een goed humeur naar de les komen.
- Aardig zijn tegen elkaar.
- Actief en serieus meedoen in de les.
- Altijd je spullen bij je hebben: Opgeladen Chromebook, boek en oortjes.
- Huiswerk maken in je werkboek, leren is ook huiswerk.
- Huiswerk in je agenda schrijven, kan je ook terugvinden op de planner en einde van de lessonups.


Slide 2 - Diapositive

Doelen van de les: 
- Ik heb afgelopen half jaar afgesloten en ben met een schone lei begonnen.
- Ik heb geoefend met de woorden van app 1 en 2.
- Ik heb het ww devoir herhaald en geoefend.

Slide 3 - Diapositive

Hoe vond je het afgelopen jaar gaan bij Frans? Noem 1 plus punt en 1 min punt.

Slide 4 - Carte mentale

Vertaal: glisser
A
vallen
B
opstaan
C
gillen
D
glijden

Slide 5 - Quiz

Vertaal: la déception
A
de teleurstelling
B
de val
C
de hoogte
D
de veiligheid

Slide 6 - Quiz

Vertaal: vite
A
acht
B
snel
C
springen
D
langzaam

Slide 7 - Quiz

Vertaal: exceptionnel
A
gevaarlijk
B
bang zijn
C
uitzonderlijk
D
de kick

Slide 8 - Quiz

Vertaal: puissant
A
sterk
B
zwak
C
gevaarlijk
D
leuk

Slide 9 - Quiz

Vertaal: le vent
A
de zon
B
de wind
C
de rots
D
de bodem

Slide 10 - Quiz

Vertaal: prévenir
A
verdelen
B
waarschuwen
C
opstijgen
D
uitdagen

Slide 11 - Quiz

Vertaal: de uitdaging

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal: vliegen

Slide 13 - Question ouverte

Maintenant le verbe: devoir 

Slide 14 - Diapositive

kunnen
moeten
willen
vouloir 
pouvoir
devoir

Slide 15 - Question de remorquage

ik moest
jij zult moeten
zij heeft (ge)moeten
jullie moeten
u zult moeten
elle a dû
je devais
vous devrez
tu devras
vous devez

Slide 16 - Question de remorquage

Devoir (présent, passé composé, imparfait, futur)
Jij hebt gemoeten
Zij moesten
Hij zal moeten
Zij moet
Jullie moeten/ U moet
zij zal moeten
Men moet/ Wij moeten
Wij moeten
Ik moet
Je dois
Nous devons
elle devra
Ils devaient
Elle doit
il devra
On doit
Vous devez
Tu as dû

Slide 17 - Question de remorquage

Devoir
Vorm van devoir + hele ww

   Par exemple:​
Tu dois faire des exercices! – Je moet oefeningen doen!​
Il devait aller au docteur! - Hij moest naar de dokter gaan!

Slide 18 - Diapositive

Il FAUT

Slide 19 - Diapositive

Il faut
il faut + heel werkwoord ​
     Par exemple:​
il faut faire des exercices! – je moet oefeningen doen!​
il faut aller au docteur! - jullie moeten naar de dokter gaan!

Slide 20 - Diapositive

Vertaal:
Tu dois écouter.

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
Il faut écouter.

Slide 22 - Question ouverte

Et maintenant
- Faire exercices grammaire 1: 8A tot met 8E 
- Apprendre 4

Slide 23 - Diapositive

Les devoirs
Faire (maken)
- finir grammaire 1
Apprendre (leren):
- apprendre 4
Ammener (meenemen)
- opgeladen chromebook, boek en oortjes!

Slide 24 - Diapositive