Les 24: Betekenissen
1 / 25
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent associëren?
Slide 2 - Carte mentale
Wat is het nut van associëren?
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Geef drie synoniemen
voor het woord 'man'.
Slide 5 - Carte mentale
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Wat kies jij?
halfleeg
halfvol
Slide 8 - Sondage
Wat betekent connotatie?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Sleep de woorden naar de juiste plaats in de tabel.
straalbezopen
kwakzalver
dokter
medicus
beneveld
dronken
Slide 11 - Question de remorquage
Wat hoort niet thuis in de reeks?
A
tam
B
handelbaar
C
gedwee
D
wild
Slide 12 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de reeks?
A
in de wind slaan
B
bevestigen
C
ontkennen
D
loochenen
Slide 13 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de reeks?
A
verkwisten
B
bewaren
C
ontzien
D
sparen
Slide 14 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de reeks?
A
fictief
B
denkbeeldig
C
reëel
D
verzonnen
Slide 15 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de reeks?
A
gaandeweg
B
geleidelijk
C
abrupt
D
stapsgewijs
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Geef drie hyponiemen
bij 'media'.
Slide 18 - Carte mentale
Bepaal voor de volgende woorden het hyperoniem.
manen - hoeven - staart
Slide 19 - Question ouverte
Bepaal voor de volgende woorden het hyperoniem.
orgel - altaar - toren
Slide 20 - Question ouverte
Bepaal voor de volgende woorden het hyperoniem.
neus - zool - hak
Slide 21 - Question ouverte
Bepaal voor de volgende woorden het hyperoniem.
steel - klokhuis - vruchtvlees
