Voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Personal Pronouns

Persoonlijke Voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden

Ik ben Tim

Zij zijn tweeling (twins)

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I

1. I
2. they
3. we
4. you

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers

1. you
2. we
3. I
4. they

Possessive Pronouns

Bezittelijke Voornaamwoorden

Possessive pronouns

(bezittelijke voornaamwoorden)

Zijn naam is Tim

Mijn boek

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May

1. they
2. their
3. her
4. his

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.

1. her
2. his
3. its
4. our

We are called Smith.
____ last name is Smith.

1. we
2. us
3. your
4. our

She has a book.
It is ___ book.

1. her
2. his
3. she
4. its

Vragende voornaamwoorden

Chapter 2
Mavo 4

Vragende voornaamwoorden

Who = Wie
What = Wat, welke, hoe
Where = Waar
When = Wanneer
Why = Waarom
How = Hoe
Which = Welke

What of Which

Verschil what/which:
Krijg je een onbeperkte keuze, dan gebruik je what.
What is your favourite food?

Krijg je een beperkte keuze, dan gebruik je which.
Which colour has your preference, red or blue?

Maak de combinatie

A. ...... is my book?

B. ......... is that guy?

C. ....... is your birthday?

D. ........ did you buy?

1. what 2. who 3. where 4. when 5. which

... has stolen the treasures?

1. Which
2. Who
3. What
4. Why

... do I get to the dragon?

1. Where
2. Who
3. How
4. Why

... colour do you like best, blue or red?

1. Which
2. How
3. Who
4. What

Well done!