Samenhang signaalwoorden 2F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 4

Samenhang

verwijzen

signaalwoorden

opbouw tekst

Wanneer verwijs je iemand door?

1. Wanneer je zelf onvoldoende kennis hebt
2. Wanneer je niet bevoegd bent informatie te delen
3. Wanneer je niet weet wie de persoon is
4. Wanneer je wel bevoegd bent informatie te delen

Weet je het nog?
Het boek ..... op tafel ligt is van mij.
Het-woorden verwijs je met ....

1. die
2. wat
3. dat
4. deze

Martijn heeft een scooter. Hij heeft hem zelf betaald.

Welk verwijswoord verwijst naar scooter?

1. Hij
2. Hem

Wat is het tekstverband van het signaalwoord 'maar'?

1. tegenstelling
2. voorwaarde
3. tijd
4. conclusie

Signaalwoorden zijn belangrijk voor

1. de zinsbouw
2. de samenhang in je verhaal
3. de lezer om overzicht te houden
4. jezelf om de draad vast te houden

Welk woord is geen signaalwoord

1. die
2. dus
3. maar
4. bovendien

Welk woord is wel een signaalwoord (2 goede)

1. tegen
2. bovendien
3. vervolgens
4. zij

Wat zijn signaalwoorden voor een opsomming?

1. ten eerste, ten tweede, ook, ten slotte, verder
2. maar, echter, toch, enerzijds, hoewel
3. voordat, eerst, vroeger, intussen, tijdens
4. dus, daardoor, hieruit volgt, kortom

Welk woord is geen signaalwoord?

1. Want
2. Dus
3. Daarom
4. Wat

Wat geeft het signaalwoord 'maar' aan?

1. Tegenstelling
2. Opsomming
3. Oorzaak/gevolg
4. Voorwaarde

signaalwoorden voor een tegenstelling (2 goede):

1. zoals
2. allereerst
3. maar
4. daarentegen

'zo' is een signaalwoord voor:

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. opsomming

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband

1. opsommend
2. voorbeeldgevend
3. tegenstellend
4. redengevend

Wat houdt tekstverband in?

1. Samenhang tussen zinnen en alinea’s aanbrengen.
2. Samenhang tussen alinea’s aanbrengen.
3. Samenhang tussen zinnen aanbrengen.

Tekstverband: OPSOMMING
Welk optie/woord geeft dit aan?

1. nog
2. alles bij elkaar
3. al met al
4. zoals

Hoe geeft de schrijver tekstverbanden aan?

1. Functiewoorden
2. Doewoorden
3. Signaalwoorden
4. Niet