Werkwoorden vervoegen in OTT en OVT
1 / 48
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
EVEN TESTEN...
Vervoeg in de OTT
Hij (lopen) in een snel tempo.
Slide 3 - Question ouverte
EVEN TESTEN...
Vervoeg in de OVT
Zij (drinken) een glas op haar verjaardag.
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Vervoeg in de OVT
Ik (merken) dit pas veel later.
Slide 7 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Het (lukken) mij niet om in die boom te klimmen.
Slide 8 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Paul (verwachten) gisteren reeds een antwoord.
Slide 9 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Yana (fietsen) iedere dag 6 kilometer.
Slide 10 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Dit meisje (spellen) dit woord nog steeds verkeerd.
Slide 11 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Moeder (spelden) een zoom in mijn broek.
Slide 12 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
(winnen) wij vorig jaar de eerste prijs?
Slide 13 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Hij (werpen) een steen in het water.
Slide 14 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
In de winter (bevriezen) de sloten.
Slide 15 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
De bruut (verwaarlozen) het kleine hondje.
Slide 16 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Hij (laden) het ruim van zijn schip vol pepernoten.
Slide 17 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Ik (landen) met een helikopter op het dak.
Slide 18 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Hij (begraven) een schat in de tuin.
Slide 19 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Je brutaliteit (verrassen) mij.
Slide 20 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Hij (zuigen) op een zuurtje.
Slide 21 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Ik (onthouden) het niet echt.
Slide 22 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Jij (dragen) de doos naar binnen.
Slide 23 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Deze lijm (harden) zeer snel.
Slide 24 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
De treinen (denderen) over de rails.
Slide 25 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
(redden) je broertje een vlieg van de verdrinkingsdood?
Slide 26 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
De brandweer (redden) de vrouw in nood.
Slide 27 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Ik (niezen) de ganse dag.
Slide 28 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Jullie (buigen) voor de koning.
Slide 29 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
De generaals (betwisten) elkaar de macht.
Slide 30 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
De vogels (lusten) graag droog brood.
Slide 31 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Wij (zwerven) door het grote bos.
Slide 32 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
(fluiten) ik een liedje?
Slide 33 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Zij (kiezen) voor hem.
Slide 34 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
(luisteren) je zusje naar dat liedje?
Slide 35 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Arnoud (rijden) met zijn fiets over het pad.
Slide 36 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Ellie en Sarah (schrikken) zich een hoedje.
Slide 37 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Op deze weg (gelden) een fietsverbod.
Slide 38 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
(zijn) dit echt gebeurd?
Slide 39 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Hij (prijzen) die jongen om zijn doorzettingsvermogen.
Slide 40 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
De mevrouw (prijzen) het meisje om haar inzet.
Slide 41 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Jan (denken) dat hij jou zag fietsen.
Slide 42 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Christine (hebben) het echt gedroomd.
Slide 43 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Ze (verschuilen) zich op zolder.
Slide 44 - Question ouverte
Vervoeg in de OTT
Stijn (antwoorden) op die moeilijke vraag.
Slide 45 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Jij (meten) de lengte van de tafel.
Slide 46 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Jij (varen) over het meer.
Slide 47 - Question ouverte
Vervoeg in de OVT
Hij was heel oud toen hij (sterven).
