Les 4 Energieneutraal ontwerpen

Les 4 Energieneutraal ontwerpen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
BouwkundeMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 4 Energieneutraal ontwerpen

Slide 1 - Diapositive

Inhoudsopgave
- Terugblik les 3
- Leerdoelen van les 4
- Warmtestromen
- Infiltratie
- Zoninstraling
- Interne warmtebronnen
- Energieverbruik


Slide 2 - Diapositive

Wat bedoelen we met energiebehoefte?
A
de energie die nodig is om een gebouw te verwarmen
B
de energie die gevraagd wordt door de installaties in een gebouw
C
de behoefte aan hernieuwbare energie
D
de energiebalans binnen een gebouw

Slide 3 - Quiz

Uit welke 5 warmtestromen is de energiebalans opgebouwd?

Slide 4 - Question ouverte

Een materiaal met een hoge warmtegeleidingscoëfficiënt voelt warm aan
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Glas met een lage
doorgangscoëfficiënt heeft een goede isolatiewaarde
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen van les 4
Leerdoelen
Aan het einde van deze les over energieneutraal ontwerpen kan de student:
- omschrijven wat met luchtdicht bouwen bedoeld wordt
- verschillende warmtestromen noemen die de basis vormen voor de energiebalans






Slide 7 - Diapositive

Warmtestromen
3. Infiltratie
Ongecontroleerd binnendringen van buitenlucht door naden en kieren 
We hebben geen invloed op hoeveel lucht er door de kieren en de naden naar buiten gaat of naar binnen komt. 

Luchtdicht bouwen is het dichten van kieren en naden in een 
gebouw om deze ongecontroleerde luchtstromen tegen te gaan.

(Qv10 liters p/s per m2 vloeroppvl nieuwbouw 0,4)

Slide 8 - Diapositive

Waarom luchtdicht bouwen?
In een goed geïsoleerd energieneutraal gebouw is de luchtdichting van groot belang. Als de warmte langs kieren en naden kan ontsnappen heeft al de isolatie namelijk geen nut.

Voor een goede luchtkwaliteit moeten we lucht in een gebouw voortdurend verversen. Dit doen
we door te ventileren. Ventilatie vervangt de ‘gebruikte’ binnenlucht door ‘verse’ buitenlucht op
een gecontroleerde manier. Maar er zijn ook andere, niet gecontroleerde luchtstromen in een
gebouw. 

Dit komt door lekken in de gebouwschil en is afhankelijk van de winddruk op het gebouw en door thermische trek.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Warmtestromen
4. Zoninstraling
Zonnewarmte kan een grote bijdrage leveren aan de verwarming van een gebouw. Een op de zon georiënteerde woning, met grote ramen op het zuiden, heeft tot 50% minder warmte nodig dan een vergelijkbare woning met even grote ramen op noord, west of oost.

De energetische eigenschappen van beglazing worden 
bepaald door de eigenschappen van het glas en 
evt. coating, het aantal ruiten, de dikte van de 
spouwen tussen het glas en de spouwvulling.


Slide 12 - Diapositive

Voor de U-waarde van een kozijn geldt hoe lager hoe beter. Bij de beglazing moet je zowel naar de Ug-waarde van het glas kijken (hoe lager hoe beter) als naar de g-waarde (hoe hoger deste meer warmte wordt doorgelaten) De binnenkomende zonnewarmte 
compenseert namelijk het warmteverlies.
U- waarde : warmtedoorgangscoëfficiënt
TL- factor :   lichttoetredingsfactor
g- waarde:   zontoetredingsfactor (0,8 wil zeggen 80% van
instralingswarmte komt door glas heen)

Slide 13 - Diapositive

Warmtestromen
5. Interne warmtebronnen
De interne warmtelast (Qint) kan worden berekend door het optellen van de warmteproductie van alle mensen, apparaten en verlichtingselementen in een ruimte.

In Vabi Elements zijn er twee verschillende manieren om interne warmte productie door personen op te geven:
- Via het aantal Watt (W) of W/m2.
- Door het aantal personen op te geven.







Slide 14 - Diapositive

Energieverbruik

Slide 15 - Diapositive

Energieverbruik
Energieverbruik = gebruikte energie - opgewekte energie

EP tot (= karakteristieke energiegebruik in MJ) wordt gegroepeerd naar
energiedrager. Het jaarlijks primair energiegebruik wordt bepaald voor:
1. Verwarming (H)
2. Koeling (C)
3. Warm tapwater (W)
4. Ventilatoren (V)
5. Verlichting (L)
6. Bevochtiging (hum)

Slide 16 - Diapositive